Op zondag 24 mei bezocht ik de Villa Empain in Brussel. Een treinreis met mondmasker, een tramreis met mondmasker. Na het bezoek aan de tentoonstelling (later meer erover) nog even wandelen op een zonnige zondagnamiddag door onze hoofdstad...
De rust en stilte in de stad voelden zo onwerkelijk maar waren toch héél reëel.
Daardoor kon ik ook ongehinderd enkele mooie reflecties vastleggen...
De Australische dichter Les Murray had te kampen met depressies en werd in juni 1996 opgenomen voor een behandeling in John Hunter Hospital in Newcastle, New South Wales. Zijn depressie benoemde hij als zijn zwarte hond die na zijn verblijf in het ziekenhuis de weg niet meer terugvond naar hem. Hij was dus genezen. Het fragment hieronder is het slot van het lange gedicht over zijn ziekenhuisverblijf Reizen met John Hunter en gaat over zijn aankomst terug thuis. In het gedicht herken ik heel wat van de verhalen die bekend werden over ontslagen Covid-19 patiënten. ... : hij [de Zwarte Hond] heeft de weg
naar huis niet meer gevonden, waar ik nu schuifelend herstel, in dank voor toewijding, voor de ambulance -dit keer, voor de vorkheftruck van het ziekenhuis, voor pethidine*, en dit gezicht van de godheid : niet onze voorkennis van de dood maar de inzet bewust leven van de dood gered te zien bestemt en verzoent het menselijke. (vertaling: Maarten Elzenga ; uit: Les Murray, De plankenkathedraal, uitg. De Harmonie, Amsterdam, 2013, blz. 355) *een pijnstillend medicament De laatste vier lijnen klinken in het Engels zo (zelfde boek blz.354): not the foreknowledge of death but the project of seeing conscious life rescued from death defines and will atone for the human
In deze corona-tijden mochten we niet zo veel omwille van onze volksgezondheid. Maar we mochten gelukkig nog fietsen... Wat deden deze fietstochtjes deugd én wat gaven ze plezier. In tempore non suspectu schreef de Nederlandse dichter Anton Ent over fietstochtjes... En de slotregels geven in deze corona-tijden enige troost : een alternatief voor de nog gesloten horecazaken...
(buurt Patersmote Kortrijk 25 mei 2020)
FIETSTOCHT We voegen niets toe aan dit landschap gaan gedicht geen ets geen aquarel Het rust in zichzelf met dit naamloze licht dit lichtgroene gras: deze olijfgroene populieren en grazende koeien zijn hier op hun plaats Alles is goed, ook de groep fietsende vrouwen met hun van de dijk afrollende stemmen Dorst. We stuiten op bramen, blauwzwart en glinsterend als tientallen regendruppels (uit: Anton Ent, Ode aan de ooievaar, uitg. Wagner & Van Santen, Sliedrecht, 2003, blz. 66)
In de voorbije weken zag ik al fietsend onze landschappen veranderen, én door de onstuitbare lente én door de niet aflatende arbeid van boeren. Want onze landschappen zijn cultuurlandschappen, getekend door menselijke activiteiten.
De Australische dichter Les Murray overleed in april 2019 en de Nederlandse dichter Willem Jan Otten schreef enige maanden terug een boeiend portret over deze poëet als in memoriam in de
(Les Murray)
Poëziekrant. Zo werd mijn interesse gewekt en kocht ik de belangrijkste bloemlezing met vertaling in ons taalgebied : De plankenkathedraal (vertaler Maarten Elzinga; uitgeverij De Harmonie, Amsterdam, 2013). Daarin las ik recent een gedicht dat mij onmiddellijk bracht bij een van de grote discussies in deze corona-dagen: moeten we eerst zorgen voor de economie of eerst voor de volksgezondheid? Welke offers is ons deze gezondheidscrisis waard? Hoeveel doden 'mogen' er zijn ten gevolge van covid-19 vooraleer we zeggen: dat is teveel? En wie beslist daarover: economen, cijferaars, virologen, wetenschappers, politici? Zijn ze dan nog bezig met mensen of enkel met cijfers? Deze vragen las ik tussen de regels door van dit vers van Les Murray.
DE NIEUWE AZTEKEN Het mensenoffer maakte een come-back op een ander stadseiland en bezoedelde zijn getrapte torens. Dat rode pepers of kalkoen in chocola genoegdoening voor bloed verschaffen gelooft haast niemand meer. Mensenoffers komen nu altijd, bij gebrek aan roemrijke daden, uit hoofden die geen landwegstelsels van verfstippen konden bedenken of nieuwe doorbraaknullen, of jazz.
(uit : De plankenkathedraal, blz. 389 - vertaling: Maarten Elzinga)
Dank zij het zonnige en droge weer is er veel gefietst. Ook ik probeerde veel te fietsen tijdens deze corona-tijden. En te genieten van de landschappen die zo dicht bij huis toch ook zo hun charmes hebben. Tweemaal op 7 mei dezelfde weide in Aalbeke. Eens mét en eens zonder levende melkfabriekjes.
De corona-quarantaine verplicht ons binnen te blijven. We ontdekken nu onze buurt en zien soms nu pas hoe onze buren wonen en vice versa. Het rituele applaus om 20u brengt honderden mensen in alle steden op hun balkons Reizen is zinloos, zo weet ook de Nederlandse schrijver J.Bernlef. BALKONS Achter glas zwerven zij door de kamers. Motieven worden
(Nice maart 2011)
raadsels. Slanke handen draaien aan een kraan, openen dan plotseling het keukenraam, een blik naar buiten schampt de mijne. Meteen word ik kleiner. Tussen takken loer ik naar schimmen achter de vitrages, voorzie gebaren van woorden. In de badkamer links boven bukt een vrouw zich, verdwijnt op haar billen na uit beeld. Haarspeld? Dop van shampoofles? Oorbel? 's Avonds worden de ramen schermen waarop de bewoners zich vertonen als in een stomme film. Zwart silhouet aan de overkant. Iemand kijkt bij mij naar binnen, vraagt zich af wat die man aan tafel schrijft, waarom hij nu zijn pen neerlegt en ook naar buiten kijkt. Reizen is zinloos. (uit: Verschrijvingen. Uitg. Querido, Amsterdam, 1985, blz.41)