De muurschilderingen gemaakt door Matthieu Ronsse die ik mocht ontdekken in het Raveelmuseum en waarover ik al in vorige posts heb bericht, zijn een tijdelijk project. Van het begin af was het duidelijk: dit is niet gemaakt 'voor de eeuwigheid' (hoe lang die eeuwigheid ook dure). Bij de meeste kunstwerken, zeker de betere, hebben we doorgaans de neiging om te zeggen: bewaren, desnoods restaureren... De ervaring van schoonheid als het ware gevangen houden voor onszelf en voor het nageslacht.
Zo'n tijdelijke installatie relativeert de kunstwerken en onze ervaring van het sublieme die door die artefacten wordt opgewekt. Het is ook een subtiele maar ondubbelzinnige aanzegging van onze eigen sterfelijkheid en eindigheid. Hoe oneindig schoon iets ook moge zijn, het blijft een verhaal van voorbijgaan. Meestal niet iets waar we al te sterk willen aan herinnerd worden. Toch?
(eigen foto - 15 /9/2020) |
Het tijdelijke project doorkruist ook de idee van kunstwerken als
'koopwaar', als 'investering'. Zo brengt het de 'waarde' van een werk tot zijn essentie terug : de hier-en-nu beleving van een realiteit-verruimende ingreep. Het relativeert de poeha van de kunstmarkt en van de curatoren en kunstkenners. Het bevraagt de impact van kunst op de gang van zaken in onze wereld. Het toont de ontregelende grootheid van weerloosheid. "Alles van waarde is weerloos." Dat wist ook de dichter Lucebert al.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten