Tijdens een tentoonstelling liep er een moeder met haar zoon van -denk ik - 10/11 jaar en ze was geïnteresseerd in een schilderij voorstellend een naakte man. Toen reageerde de zoon : maar, mama, dat vind ik niet mooi en thuis hangen er al zoveel blote mensen. De jongen voelde zich duidelijk ongemakkelijk bij al dat naakt. Hij vond het maar niets. De vrouw is uit de galerie vertrokken zonder het schilderij...
En toch zijn er in de beeldende kunsten wellicht miljoenen naakten getekend, geschilderd, geboetseerd, gebeiteld, gehouwen...
Wat zorgt voor deze niet aflatende interesse in naaktheid?
De Australische dichter Les Murray filosofeert op poëtische wijze over deze vraag.
Daar dacht ik ook even aan bij het zien van vele naakten in het Städelmuseum in Frankfurt enige weken terug.
Iemand die naakt naast je ligt
is maar zelden een naakt.
Een naakt is nooit bij jou alleen.
Het naakt kijkt iedereen
of niemand in de ogen. Violet of blauwig roze
is het naakt een generalisatie.
Iemand heeft zijn of haar naam
en gezicht gegeven om volmaakt
gezicht te zijn, van iets
dat niet bedoeld is om te strelen
maar alleen door de geest wordt aangeraakt.
Het naakt is naakt in vol ornaat.
(Murray, Les, De plankenkathedraal, uitg. De Harmonie, Amsterdam, 2013, blz. 385 - vertaling Maarten Elzinga)
Prachtig gedicht en helemaal mee eens!
BeantwoordenVerwijderen