Deze besognes vond ik zo eenvoudig maar treffend verwoord bij Remco Campert in zijn verzamelbundel "Dichter" (blz. 768). Dit gedicht was eerder verschenen in de bundel "Een oud geluid" in 2011. Maar het klinkt toch ook ontzettend actueel. En de titel is een heel programma.
POEZIE
(F 16 - foto wikipedia) |
Eergisteren was het oorlog
gisteren ook
en nog altijd in mijn heden
dat niet alleen van mij is
geld sluipt rond over de wereld
betaalt zichzelf met oorlog
oorlog mag zijn naam niet dragen
noemt zichzelf defensie
poëzie is het struikgewas
waarin ik me verberg
als de soldaten komen
in hun gierende tanks
De oorlogstrauma's van de dichter (Wereldoorlog II en zijn vader door de nazi's omgebracht) blijven zijn leven tekenen, ook meer dan zestig jaar na datum. In de vierde regel zegt de dichter heel uitdrukkelijk dat zijn verhaal geen uniek verhaal is, het is een door velen gedeelde ervaring.
De economische crisis van 2008 was in 2011 nog heel vers en had in Nederland grote gevolgen voor de kleine mensen. In die context wordt dan over defensiebudgetten gepalaverd.
De poëzie is dan het struikgewas waar de dichter schuilt. Het struikgewas is het kleine levende groen, die natuur die niet klein te krijgen is, de maquis van waaruit de verzetsbewegingen actie voeren, de plaats waar menselijkheid en waardigheid overleven. Zolang er dichters zijn, mensen die met woorden de hoop wakker houden, zolang blijft er hoop. Tegenover de macht van het geld staat de kracht van het menselijke woord.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten