Over het wonder van de taal dicht de Mexicaanse schrijver en Nobelprijswinnaar literatuur (1990) Octavio Paz de volgende fabel. De kracht van de natuur en de gebrokenheid van het menselijke woord.
FABEL

Tijdperken van vuur en van lucht
Jonge jaren van water
Van groen naar geel
Van geel naar rood
Van slaap naar waak
Van verlangen naar daad
Was slechts een stap die jij moeiteloos zette
De insecten waren bezielde sieraden
De hitte rustte op de vijveroever
De regen was een wilg met loshangend haar
In je handpalm groeide een boom
Die boom zong lachte en profeteerde
Zijn voorspellingen overdekten de ruimte met vleugels
Er waren eenvoudige wonderen genaamd vogels
Alles was van iedereen
Iedereen was van alles
Er was slechts één immens woord zonder ommezij
Woord als een zon
Op een dag viel het in piepkleine stukjes uiteen
Dat zijn de woorden van de taal die wij spreken
Stukjes die nooit ineen zullen passen
Spiegelscherven waarin de wereld zich verwoest bekijkt
(Vertaling Stefaan van den Bremt,
in: De Onsterfelijken. Poëzie van Nobelprijswinnaars van de XXste eeuw,
redactie: Paul Claes. Uitg. P, Leuven, 1999, blz/73)
Alvaro Mutis was een collega-dichter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten