Kunstenaars geven ons vaak onze wereld terug op een nieuwe manier. We zien wat we dagelijks zien maar dank zij een video of schilderij of tekening zien we iets nieuws of anders. Muziek en literatuur kunnen zo ook eenzelfde effect hebben. Het vertrouwde wordt ons even 'vreemd' omdat we nieuwe aspecten ontdekken.
In de tentoonstelling van Sam Dillemans, nu afgelopen, bleef een landschap met koeien hangen omdat ik het niet direct kon kaderen, omdat ik er geen 'sluitend' verhaal bij kon zien, omdat ik het braaf geschilderd vind in vergelijking met de felle verftoetsen die ik associeer met een 'typische' Dillemans.
Zo werkte dat doek dan toch blijkbaar op mij in.
En enkele dagen geleden kwam dat schilderij zich terug in mijn geest wringen via een gedicht dat ik in de Plint Poëziekalender las op 2 april. Het vers is van Marjoleine de Vos uit haar bundel "Het waait" van 2008 (uitg. Van Oorschot).
Gedicht en schilderij gaan een dialoog aan die mij uitdaagt als poëzielezer én als schilderijenkijker. Beiden vragen om niet in de ratio te blijven hangen, wat de dag van vandaag geen simpele uitdaging is.
DICHTER ZIET KOE
Een koe dan, groot van melk en lijf
alleen maar kauwen op het gras
waaraan geen denkwerk of laat staan
een god te pas, slechts stront
en glanzend vel, haar Hera-oog
kan best bestaan met nooit een vraag.
En ziet zij ook de blauwe lucht
de bolle wolk vlak naast de kerk
geniet ze van dat zij als teken haast
de wei stoffeert, voor mij die droomt
te kunnen zijn als zij?
Ons kijken is nooit wijd genoeg
om zo alom te kunnen zijn
dat denken wel verdwijnen moet.
Laat mij daarom dit alles zijn, die koe
die wei, die wolkenlucht boven het dorp
en mij die kijkt erbij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten