Ik bladerde onlangs terug in een verzamelbundel met naoorlogse Poolse gedichten en (her)ontdekte de dichter Stanislaw Baranczaks (1946-2014). Zie in deze blog ook het bericht van 8 juni laatst.
Zoals je goede wijn graag deelt met vrienden (zie bericht van 22 juni laatst),
zo deel ik hier graag de soms sarcastische
en kritische verzen van deze literatuurhistoricus,
essayist en dichter die vrijwillig in ballingschap ging
om de ontmenselijkende communistische samenleving
te ontvluchten.
Maar onder anderen dit vers dat de dode en doodmakende bureaucratie over de hekel haalt, blijft zijn actualiteit behouden,
omdat elke natie en elk bestuur altijd weer dreigt te verzanden
in holle regeltjes. Zeker vluchtelingen worden met als maar meer wantrouwen behandelt en overstelpt met een vragenreeks die soms onderstaande gedicht benadert (of misschien zelfs overtreft).
Straks (4 oktober tot 14 juni 2026) opent in Ieper een tentoonstelling over Belgische vluchtelingen tijdens Wereldoorlog I (toen vluchtten 'wij', nu vluchten er anderen naar ons) en sommigen werden ook aan velerlei regels en regeltjes onderworpen. Altijd herhalen zich blijkbaar bepaalde patronen, menselijke achterdocht lijkt onuitroeibaar.
DUIDELIJK LEESBAAR INVULLEN
Geboren? (ja, neen, schrappen
wat niet van toepassing is); zo ja, waarom? (motiveren); waar,
wanneer, waarvoor, voor wie leeft de persoon? met wie heeft de persoon raakvlakken
in de hersenschors, met wie komt de frequentie
van zijn of haar polsslag overeen? familie buiten de
huidsgrenzen? (ja, nee); zo nee,
waarom niet (motiveren); staat in contact
met de tijdgeest? (ja, nee); schrijft brieven aan
zichzelf (ja, nee); maakt gebruik
van de telefonische hulpdienst (ja,
nee); voedt zijn of haar gebrek
aan vertrouwen en waarmee?; waaruit put persoon
de middelen voor het onderhouden van zijn of haar
afwijkende meningen? kan een bewijs van
permanente angst overleggen? kennis van vreemde
lichamen en talen? medailles, onderscheidingen,
bijzondere kenmerken? burgerlijke staat van ongehoorzaamheid, van plan
kinderen te hebben? (ja, nee); zo nee,
hoezo niet?
(uit: Na de dood stond ik midden in het leven. Kopstukken van de naoorlogse Poolse poëzie. uitg. P, Leuven, 2008, blz. 261-vertaling Maarten Tengbergen)