zaterdag 28 juni 2025

Pools poëtisch protest : Stanislaw Baranczaks

Ik bladerde onlangs terug in een verzamelbundel met naoorlogse Poolse gedichten en (her)ontdekte de dichter Stanislaw Baranczaks (1946-2014). Zie in deze blog ook het bericht van 8 juni laatst.
(Stanislaw Baranczaks ©polityka)


 Zoals je goede wijn graag deelt met vrienden (zie bericht van  22 juni laatst), 
zo deel ik hier graag de soms sarcastische 
en kritische verzen van deze literatuurhistoricus, 
essayist en dichter die vrijwillig in ballingschap ging 
om de ontmenselijkende communistische samenleving 
te ontvluchten. 
Maar onder anderen dit vers dat de dode en doodmakende bureaucratie over de hekel haalt, blijft zijn actualiteit behouden, 
omdat elke natie en elk bestuur altijd weer dreigt te verzanden 
in holle regeltjes. Zeker vluchtelingen worden met als maar meer wantrouwen behandelt en overstelpt met een vragenreeks die soms onderstaande gedicht benadert (of misschien zelfs overtreft).
Straks (4 oktober tot 14 juni 2026) opent in Ieper een tentoonstelling over Belgische vluchtelingen tijdens Wereldoorlog I (toen vluchtten 'wij', nu vluchten er anderen naar ons) en sommigen werden ook aan velerlei regels en regeltjes onderworpen. Altijd herhalen zich blijkbaar bepaalde patronen, menselijke achterdocht lijkt onuitroeibaar.



DUIDELIJK LEESBAAR INVULLEN

Geboren? (ja, neen, schrappen
wat niet van toepassing is); zo ja, waarom? (motiveren); waar,
wanneer, waarvoor, voor wie leeft de persoon? met wie heeft de persoon raakvlakken
in de hersenschors, met wie komt de frequentie
van zijn of haar polsslag overeen? familie buiten de
huidsgrenzen? (ja, nee); zo nee,
waarom niet (motiveren); staat in contact
met de tijdgeest? (ja, nee); schrijft brieven aan
zichzelf (ja, nee); maakt gebruik
van de telefonische hulpdienst (ja,
nee); voedt zijn of haar gebrek
aan vertrouwen en waarmee?; waaruit put persoon
de middelen voor het onderhouden van zijn of haar
afwijkende meningen? kan een bewijs van
permanente angst overleggen? kennis van vreemde
lichamen en talen? medailles, onderscheidingen,
bijzondere kenmerken? burgerlijke staat van ongehoorzaamheid, van plan
kinderen te hebben? (ja, nee); zo nee,
hoezo niet?

(uit: Na de dood stond ik midden in het leven. Kopstukken van de naoorlogse Poolse poëzie. uitg. P, Leuven, 2008, blz. 261-vertaling Maarten Tengbergen)

donderdag 26 juni 2025

Dat éne ogenblik

 Ik vermoed (en hoop) 
dat iedereen wel eens zo'n moment meemaakt, 
dat éne ogen-blik, die éne oogopslag 
die je in een andere wereld, in een andere atmosfeer, 
bij een andere emotie brengt. 
Dat onverwachte waardoor je van streek bent 
want alles wordt (even) anders. 
Een momentum van vervoering, 
ver-voering weg van jezelf.
In onderstaande gedicht van Benno Barnard (1954), 
gepubliceerd in het meest recente nummer 
van Het Liegend Konijn (2025/1-april ; blz. 10) 
probeert de dichter 
dichter bij zo'n ervaring te komen.

(still uit de film van Agnès Varda : Cléo de 5 à 7 uit 1962
©Eye Filmmuseum)


HETERO

Het gebeurt dat je je heel hetero
bij het passeren in een kastanjeallee,
op straat, in een overheidsgebouw,

in de supermarkt, op een roltrap,
een tot je dood durende seconde
vergaapt aan een vrouw.

Het is niet per se lieftalligheid
of de suggestie van seks in haar oogopslag.
Dat ook, dat ook, maar meer dan dat.

Vergelijk het met een stoffig landschap
en voorbij de zoveelste bocht
zie je onverwacht een vergezicht

dat je onbewust hebt gezocht,
zonder te weten dat die heuvels, bomen
en waterloop ook bestonden.

En je ervaart de gelijktijdigheid
van lichaam, lichaam en niemand zijn.

Dan is de straat voorbij, het gebouw
spuwt je uit, de roltrap struikelt
en jij bent haar kwijt.

Maar o die wulpse wolken, dat licht!

dinsdag 24 juni 2025

Welkom in het voortbestaan...

In een vorig bericht heb ik mijn passie voor poëzie 
vergeleken met een passie voor wijn. 
De verzen kunnen alsmaar weer en 
alsmaar anders en 
alsmaar meer worden geproefd, gesmaakt, geroken.
De dichteres Ida Gerhardt (1905-1997) heeft 
op een andere wijze haar passie met het woord verwoord. 
Als lerares klassieke talen is haar benadering
 meer op de taal zelf gericht. 
Het is een vers dat blijft boeien, 
ook al heb je het misschien al meermalen gelezen of gehoord.
Het is ook onvervreemdbaar Gerhardt 
en onvervreemdbaar poëtisch.


(lezende suppoost tijdens
Poëziezomer Watou juli 2009
eigen foto)
ONVERVREEMDBAAR

Dit wordt ons niet ontnomen : lezen,
en ademloos het blad omslaan,
ver van de dagelijksheid vandaan.
Die lezen mogen eenzaam wezen.

Zij waren het van kind af aan.

Hen wenkt een wereld waar de groten,
de tijdelozen, voortbestaan.
Tot wie wij kleinen mogen gaan;
de enigen die ons nooit verstoten.

(uit: Gerhardt, Ida, Verzamelde gedichten, uitg. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1985, blz. 607

zondag 22 juni 2025

In Vino Veritas ... Is er waarheid in de wijn?

 Mijn ruime boekenkast van poëzie is mij als een wijnkelder. 

Je hebt verschillende smaken en tinten; 
jonge, minder jonge en rijpe verzen; 
je hebt heldere directe smaken en 
meer gelaagde gecompliceerde smaken; 
je hebt verzen die onmiddellijk hun toetsen prijsgeven 
en je hebt er met een lange afdronk. 
Het belangrijkste is evenwel 
(eigen foto juli 2009)
dat deze wijnkelder nooit leeg geraakt. 
Je kan deze wijnen meerdere keren opnieuw proeven 
en je kan er altijd weer andere lagen en toetsen in vinden. 
Bij de échte wijn is een fles maar eenmaal te genieten; 
bij een gedichtenbundel is er altijd weer te genieten. 
En omdat je als persoon evolueert doorheen de jaren, 
evolueert ook je smaak en je inzicht 
zodat elk vers en elke bundel je altijd weer kan verrassen.
Zo wil ik met vrienden graag de wijn delen die ik proef
en hopen dat deze ook bij hen in de smaak valt.
Ik weet wel dat wijn niet ieders ding is.
Er zijn bierdrinkers, whiskyliefhebbers, rumproevers 
en zo besef ik ook dat niet iedereen poëzie waardeert.
Vaak echter is het zo dat je ook je smaakpalet moet oefenen
om nieuwe smaakwerelden te ontdekken.
Zo begrijpt de regelmatige lezer van deze blog wel wat ik bedoel.
Geniet nou maar!


Je kan al lezend ontdekken dat poëzie 
een andere kijk kan geven op onszelf 
en op onze samenleving. 
Want zoals Bart Vonck stelt : 
na de wijn wordt de dag anders gemeten, anders ingesteld...
 
In een gedicht dat werd gepubliceerd in de Poëziekrant van januari 2019 (jg.43, nr. 1, blz. 93) bezingt Vonck de impact van wijn op de mens... Elke keer dat ik het lees ontdek ik iets anders, een associatie op het maken of proeven van wijn, een associatie met de gelegenheden waarbij gedronken wordt, een associatie met de (min)achting voor wijndrinkers, en nog zoveel meer.
De titel van het vers zegt al veel. Het relativeert ook wat hierboven is geschreven, en dat is vaak een van de mooiste effecten van een goed gedicht. Het relativeert, brengt ons leven in relatie met andere levens en een ruimere context. 
Deze relativering is wat ik vandaag zo vaak mis.

IN MATELOZE STAAT

Na de wijn wordt de dag anders gemeten anders ingesteld
de meute naar het grote aantal glazen dat breekbaar op-
loopt, wankelt, valt in een verwarde slaap. Na snelle hap

en klaar komt in je hoofd het licht opzetten tegen een
achtergrond van gistend rood. Breekbare druiven rijpen
tot barstensvolle kruiken, een traan trekt zijn kleren uit,

druipt weg verdroogt bloedmooi met ranzig randje,
een lip waaraan gehoor gescherpt, nog hardop smekkend.
Op en over een immense vlakte van as zoals gelieven

kunnen zijn in roekeloze staat van halsloos heen en on-
bekommerd weer over elkaar en dat is al heel wat. Als
niemand kijkt in eigen ogen naar een ander om. Zo'n

strenge meesters zijn wel overal aanwezig, verlegen en
perfectionistisch in het allerkleinste dorp. Dank ze dan
toch voor die uitgestelde oogst; drink inderhaast nog

op wat buitenzinnig aanhoudt, op wat in woede zuipt
uitzinnig om huilen voor elkaar ondanks. Je krijgt het
halsoverkop voor elkaar als je het doet om niet. Maar

ook niet meer dan dat wordt anders na de dag de wijn.



vrijdag 20 juni 2025

De Amsterdamse school - om het af te leren -

 Nog één maal toon ik iets van de architectuur met een sociale inslag in het Amsterdam van de periode 1910-1930. Mede dank zij de oorlog waar Nederland neutraal was, maar wel allerlei extra inkomsten kon binnenhalen door levering aan alle strijdende partijen en soms goedkope arbeidskrachten in de vorm van Belgische vluchtelingen, was er extra geld voor grote bouwprojecten. De concurrentie tussen de verschillende zuilen hielp ook dat elke zuil zijn of haar eigen sociaal project op poten zette. En in die Amsterdamse architectuurschool was de baksteen de centrale bouwsteen. Huizen moesten én hygiënisch zijn én niet duur én door schoonheid de menselijke waardigheid bevestigen.  
Eind april waren de bomen nog niet in volle blad zodat we ook doorheen de bomen nog de huizen konden zien.



Hier zie je nog een aantal architecturale details die deze sociale woningen ook een zekere uitstraling bezorgden (hoe anders met vele huidige recht toe recht aan zakelijke bouwprojecten). 


(eigen foto's 27 april 2025)



woensdag 18 juni 2025

De Amsterdamse school - nogmaals -

 Op 22 en 24 februari laatst berichtte ik in deze blog over de Amsterdamse school en mijn bezoek aan museum Het Schip en aan het Scheepvaartgebouw (beiden min of meer nabij het Centraal Station). Maar er is een tweede museum over de Amsterdamse school, meer bepaald heel zuidelijk in De Pijp, nl. museum De Dageraad. Ook hier een kleine tentoonstelling in een van de vroegere woningen van  het sociaal bouwproject 'De Dageraad' én een boeiende wandeling door de buurt met interessante informatie die je leren om meer te ontdekken tijdens zo'n stadswandeling.
(eigen foto - voorgevel sociaal woningbouwcomplex De Dageraad
eigen foto)

Eind april was het schitterend weer en de zon gaf nog een extra toets aan de architectuur. Zie bijvoorbeeld de sobere versiering bij de ingang met een zuil en raampjes als een soort rits. Zorg voor details, maar ook blijkbaar niet altijd plaats voor een fiets.
(eigen foto 27 april 2025)

En in een drukke compacte stad als Amsterdam vraagt het mobiliteitsvraagstuk naar creatieve oplossingen, zoals bijvoorbeeld heel kleine auto's, die je zelf op het voetpad kunt parkeren. Of dat reglementair is, betwijfel ik, maar toch...
(eigen foto 27 april 2025)


maandag 16 juni 2025

Gedateerd - zestien juni

 



Voor Ieren met enig gevoel voor literatuur en geschiedenis  is de 16e juni een bijzondere dag. In de Republiek Ierland is het een feestdag. Op deze dag wordt het leven gevierd van de schrijver James Joyce alsmede de gebeurtenissen in zijn roman Ulysses, die zich allemaal afspelen op 16 juni 1904. Het is ook de dag waarop Joyce zijn geliefde ontmoette.
Op een 16e juni in 1997 werden in Noord-Ierland, in het plaatsje Lurgan, tijdens een patrouille te voet in een park, twee Ulsterse politiemannen vermoord door leden van de IRA (Iers Republikeins Leger-paramilitaire organisatie die opkomen voor één Ierse republiek los van Groot-Brittannië). De politieke vleugel van IRA is de politieke partij Sinn Fein die toen onder leiding stond van Gerry Adams.
Hiermee hebben we de noodzakelijke achtergrond voor het vers van de onlangs overleden dichter Paul Durcan (Dublin 16 oktober 1944- 17 mei 2025). 
Aanleiding van het gedicht is een van de vele moorden in de aanslepende 'troubles' in Noord-Ierland waar religieuze, sociale, nationalistische en historische motieven altijd weer voedsel geven voor onrust en geweld. De moorden in dit vers zijn vandaag exact 28 jaar oud.

DE MOORDEN OP BLOOMSDAY, 16 JUNI 1997
       Een natie? zegt Bloom. Een natie is dezelfde mensen die
       op dezelfde plaats wonen. 
       (Ulysses, Bodley Head editie,1960, blz. 429)

Zelfs jij niet, Gerry Adams, verdient het om te worden vermoord:
Jij wiens vrienden rond twaalven mijn twee jongemannen hebben vermoord,
David Johnston en John Graham;
Jij die in de namiddag op tv kwam
In een boekhandel op Bloomsday om boeken te signeren,
En pronkte met een modieus hemd van de Unie.
(Wij ijdele auteurs dragen geen boordjes en stropdassen.)

In plaats van de bloedende lijken van David en John
Werden we getrakeerd op jou die je blik liet rusten in de camera
En in een wirwar leugentjes opdiste als een verwend kind:
"Hun dood maakt ons allemaal kleiner."
(Paul Durcan - ©746 Books)
Jij met je pater familias baard,
Je Fidel Castro straatgeloofwaardigheid,
Je Parnell martelarenblik,
Je Lincoln plechtstatigheid.
O Gerry Adams, jij bent een verderfelijke jongen.

Alleen op een zondagavond in het zonlicht
Ontmoette ik David en John in het park
Op patrouille bij de jonge mama's met kinderwagens.
"Ga je een gedicht over ons schrijven, Paul?"
Hoe ze lachten! Hoe ze groetten!
Hoe ze hun rug keerden! Hun zilveren rug!
Had ik het geweten, zou ik het hen dan hebben gezegd?
Dat ik voor de volgende zondagkrant een gedicht zou schrijven
Over hoe jij, Gerry Adams, die geen moeite doet om iets te zien,
Twee engelen zag die in hun zilveren rug waren geschoten.

Ik ben een burger van de natie Ierland -
Dezelfde mensen die op dezelfde plaats wonen.
Ik hoop dat de protestanten nooit onze kust verlaten.
Ik ben een jood en mijn naam is Bloom.
Jij, Gerry Adams, signeer geen boeken in mijn naam.
Laat God me vergeven - met alles erop en eraan.

(uit: De prangende verbeelding. Kopstukken van de naoorlogse Ierse poëzie. Gedichten gekozen en vertaald door Peter Flynn & Joris Iven.
Uitgeverij P, Leuven, 2013, blz. 146)