Filosofen en dichters proberen het toch, telkens weer.
Twee beelden van 14 februari laatst brachten mij bij een gedicht van Mark Boog, uit zijn bundel "De encyclopedie van de grote woorden" (uitg. Cossee, 2005, blz. 48).
Eerste de beelden, dan de woorden.
![]() |
(muurschildering park La Boverie Luik) |
Tijd.
Men kan niet zien waar men in is maar men leest er
boeken over - helikopters die niet van de grond komen.
We kunnen tijd veranderen: in woorden, in niets, in nu,
in onze hoofden. Tijd, lezer, is theorie, ons onderstellend.
Er zijn woorden weg waar wij waren, witte mensfiguren
in het zwarte typemachinelint. Bedrukt gingen we voort.
Kruipend over de zichtbeperkende heuvels van de tijd,
roestend in de hevels van de tijd: er zijn woorden weg!
Het lint, het landschap, de machine: wij ontsieren ze.
Ons rest het genot van de sar, de rust van de gebrandmerkte
en de monumentale vlucht in metaforen, in helder onbegrip.
Tijd is theorie en als we erover spreken gebruiken we vaak metaforen die ons onvermogen camoufleren. De tijd is een sar, een plaaggeest die ons altijd in de maling neemt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten