Muziek is zo onbevattelijk en toch willen we in woorden iets uitdrukken over wat de muziek ons aandoet, welke beelden, gevoelens, gedachten ze wakker maakt. hoe ze ons bezoekt.
Dichters kunnen dit soms veel treffender verwoorden. Zo heeft de Zweedse dichter en Nobelprijswinnaar Tomas Tranströmer heel veel gedichten geschreven naar aanleiding van muziekuitvoeringen. Hijzelf had ook piano geleerd in zijn jeugdjaren.
Hij beseft ook dat de taal van de klassieke muziek niet voor iedereen toegankelijk is of niet door iedereen begrepen wordt.
Dit verwoordt hij in het vijfde van een reeks gedichten bij Schubert-muziek.
SCHUBERTIANA
V
Wij verdringen ons voor de piano en spelen vierhandig
in f-moll, twee koetsiers op hetzelfde rijtuig, het ziet er
een tikje belachelijk uit.
De handen lijken klinkende gewichten te verplaatsen, alsof
wij de tegengewichten beroerden
in een poging de vreselijke balans van de grote weegschaalarm
te verstoren: vreugde en lijden wegen precies evenveel.
Annie zei 'deze muziek is zo heldhaftig', en dat is waar.
Maar zij die verholen jaloers de mannen van de daad gadeslaan,
zij die in diepste wezen zichzelf verachten
geen moordenaar te zijn
zij herkennen zichzelf hier niet.
En de velen die mensen kopen en verkopen en denken dat
alles te koop is, zij herkennen zichzelf hier niet.
Niet hun soort muziek. De lange melodielijn die zichzelf is in
alle transformaties, soms glinsterend en soepel, soms
stug en hard, slakkenspoor en staaldraad.
Het halsstarrig neuriën dat ons volgt, nu
opwaarts
de diepte in.
(vertaling Bernlef, uit: De herinneringen zien mij, Amsterdam, 2011, blz. 182)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten