![]() |
(begraafplaats De Dieweg Brussel - eigen foto augustus 2017) |
DE DINGEN ZOALS ZE ZIJN
Nu de bladeren gevallen zijn, keren we terug
Naar de dingen zoals ze zijn. Het lijkt alsof
We aan één eind van de verbeelding zijn gekomen,
Onbezield in een verstard savoir.
Het is zelfs moeilijk het adjectief te kiezen
Voor deze blinde kou, dit verdriet zonder reden.
Het grote bouwwerk is een nietig huis geworden.
Geen tulband loopt nog over de gekrompen vloeren.
Nooit eerder moest de broeikas zo nodig geverfd.
De schoorsteen is vijftig jaar oud en staat scheef.
Een fantastisch streven schoot tekort, een herhaling
In een eeuwige herhaling van mensen en vliegen.
En toch, de afwezigheid van de verbeelding
Moest zelf worden verbeeld. De grote vijver,
Zoals hij is, zonder weerspiegeling, bladeren,
Modder, water als vuil glas, uiting gevend
Aan een soort stilte, als een rat die komt spieden,
De grote vijver en zijn afval van lelies, dit alles
Moest worden verbeeld als een onontkoombare kennis,
Onvermijdelijk als een inwendige noodzaak.
(uit de bloemlezing: Van God los. Gedichten over geloof en ongeloof. Tielt, 2011, blz. 172)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten