maandag 14 juli 2025

Ver(s)beeld : Gruwez ziet Picasso

(©Tate London)


 In 1936 ontstaat er een relatie tussen de fotografe Dora Maar en de schilder Pablo Picasso. In dat jaar breekt ook de Spaanse burgeroorlog uit, waar de in Parijs wonende Spanjaard Picasso fel op betrokken is. In 1937 schildert Picasso, na een raid door Duitse en Italiaanse bommenwerpers op de Baskische stad Guernica, zijn eigen versie van dit tragische gebeuren. In dat jaar schildert hij ook meermaals zijn nieuwe geliefde al wenend als verbeelding van het lijden van Spanje onder de burgeroorlog. Velen vragen zich af of Dora Maar niet evenzeer weent omwille van haar eigen lijden onder de manipulaties van Picasso...
Voor dichter Luuk Gruwez is dit de voedingsbodem voor een lang, intens gedicht, dat onlangs werd gepubliceerd in Het Liegend Konijn   (2025, nr. 1, blz. 67-68).

THE WEEPING WOMAN

Ik ben degene die niet vanwege persoonlijk ach
en wee maar om dat van de hele wereld weent.
Om Guernica, om alles wat ons vermoedelijk nog wacht.
Mijn tranen zijn giftig als sarin, mosterd- of chloorgas.
Heeft men mij per ongeluk in een foute wieg ondergestopt?

Ik heet Dora, Dora Maar. Soms denk ik dat ik ben omdat ik lieg.
Paar minnaars gehad, jawel! Een die Pablo heette, pik en penseel
met elkaar afwisselde, jaren geen blijf wist met zichzelf
terwijl de godganse planeet van hem op de hoogte was
en ik, na onze definitieve breuk, pas echt de peuken

voelde die hij op mijn armen had uitgedrukt.
Al die tijd wilde hij nullen op mij tekenen tot ikzelf
één grote nul dreigde te worden en mijn verdriet
niet meer geloven kon, bigot werd als een non
die God te hulp riep, Hem in ruil voor devotie

om zalving begon te soebatten, nadat ik eerst nog
in een gesticht gemeend had de koningin van Tibet
te zijn en haast met tegenzin genas.
Of nee, ik dacht alleen: heeft iemand mij toevallig
bedacht? Ach, wist ik veel wie ik was!

Wel werd overal mijn lens bekend van levens
slimmer dan het mijne. In zomermaanden ademde
ik de zoete kerkhoflucht van Ménerbes in,
snorde met zweetdruppels bepareld dag
na dag per solex op de dorpskerk af,

slikte hostie na hostie in en werd die rare
van wie geen dorpeling hield. Was het omdat het mij
om de wereld, niet om iemands zieke schapen ging?
Omdat ik keer op keer verzuimde hem of haar te groeten
in de rue du Portail Neuf, sletje van niemendal,

ooit van Pablo, nu van God weet wie? Men gedoogde mij
zoals men de onvermijdelijke dood gedoogt. En was ik eenmaal
op dat fameuze canvas beland, dan vroeg een enkeling zich af
waarom ik, die het niet wou weten, wereldwijd weende:
meneer had voor mij wellicht de juiste kleuren klaargelegd.

zaterdag 12 juli 2025

In Memoriam Jos Stroobants

(Jos Stroobants - ©Diepenbeek nu)

De Leuvense dichter en artiest Jos Stroobants is enkele dagen geleden overleden. Een dichter die in de luwte schreef aan een consistent oeuvre, waarin de zoekende mens centraal staat. Hij toonde zich verbonden met andere mensen, met de geschiedenis en als muzikant zocht hij het ritme van het leven. Deze stem vol humaniteit zullen we missen in onze wereld waar cijfers en geldgewin bepalend zijn.

Zijn trektocht is nu voorbij. Als afscheidsgroet en als dank omdat ik zal kunnen blijven genieten van zijn verzen, wil ik nu hem nog even aan het woord laten met een vers uit de bundel Tijd opent zich als nieuwe wijn, (blz.107),  een bloemlezing uitgegeven bij uitgeverij P in 2021. Het gedicht gaat over een pelgrimstocht naar Santiago de Compostella, maar het gaat natuurlijk over elk mensenleven.

SANTIAGO

De reis. Alsof nog alles moet beginnen:
(Santiago de Compostella
bij het binnenstappen van de stad
eigen foto)
én het zoeken én het vinden. Alsof
gaandeweg de weg verduidelijkt wordt
in onophoudelijk en vroom verzinnen

van het wonder, dit verhaal. Zo ruim,
zo gouden middeleeuws is ons verlangen
dat het rechtop staat in nachten van het
wildst begrijpen, in het gulle kruim

van ochtendbrood, in koele kathedralen
waarin zwijgen ons zacht overvalt.
En tijd wordt rekbaar, landschap ligt gebald
tot wringerige vrede. Wij verdwalen

tot de weg ons zoekt en vindt, beminnen
weer van vooraf aan, hervinden taal
en teken waar wij gaan. Zo telkenmaal
de reis. Alsof nog alles moet beginnen.


 

donderdag 10 juli 2025

Dichtersaccolade - Delmotte omarmt Szymborska

 


Alain Delmotte (1957) neemt binnen de Nederlandstalige poëzie een eigen plaats in omdat hij vaak inzet op prozagedichten én omdat hij een kenner is van de Franstalige hedendaagse poëzie. In zijn werk blijkt ook grote interesse van Poolse dichters zoals Wislawa Szymborska en Zbigniew Herbert. In het oeuvre van deze laatste komt heel vaak ene 'mijnheer cogito' voor als soort alter ego van de schrijver. Delmotte heeft zo ook zijn eigen alter ego in ene 'Warhoofd'.
Zijn affiniteit met Szymborska is heel prominent in zijn uitgave uit 2003 : Lieve Wislawa, Kortrijk, uitg. Groeninghe, 61 p.



Uit deze bundel kies ik het elfde vers uit de derde afdeling van deze bundel(blz. 44). Deze afdeling is getiteld Lieve Wislawa, met daarbij volgende toelichting door de dichter: Rebuten en kattebelletjes ter attentie van Wislawa Szymborska bij het freewheelen in haar werk.
Dit vers is een eerbetoon aan de Nobelprijswinnaar 1996 en een ode aan het woord dat levensadem geeft.

LIEVE WISLAWA

11.

Een boek. Ik sla het lukraak open. Ik lees wat er staat: een
dwaasheid, een waarheid, iets raars. Zo zou ik ook willen
leven: zonder bladwijzer, op goed geluk. Als een dwaasheid,
een waarheid, iets raars. Of zelf een boek zijn: iemand die in
mij bladert, die mijn woorden in zichzelf zou laten razen.

Ik leef. 'Ik', 'Leef'. Twee woordjes, klein, met van die
machtige vleugels. De vleugels van de overtuiging. Ik leef,
want ik kan lezen. Ik lees omdat ik zo kan leven. Ik leef om
je te lezen, Wislawa.

dinsdag 8 juli 2025

De blauwe planeet

(foto uit 2016 ©NASA via VRT)

 
Met veel humor vertelt dichteres Mariëlle Matthee (1965) over een bezoek aan een natuurwetenschappelijk museum en hoe elke bezoeker vanuit een andere achtergrond en door een andere bril kijkt. Vooral is ze erover verwonderd hoe iedereen zichzelf daarbij in het centrum plaatst.
Aanleiding van dit vers dat verscheen in Het liegend konijn (2025, nr.1, blz. 141) is de blauwe knikker als weergave van onze aardbol. 

BLUE MARBLE SPOT

NIET AANRAKEN staat op het bord
naast de nieuwe NASA-weergave van de Aarde
blauwblozende bol met vingerafdruk
motief: hoog aaibaarheidsgehalte

al vroeg komen ze binnen de globetasters
de eerste stormt af op vierkante nanometer groen
claimt het als 'mijn tuin' en kust de pixels
van grasveld met zwembad en grasveld van
buurman en diens buurman en de postbode
is al onderweg met een tas barstensvol fanmail
op vertragende trap komt hij ze voordragen

de jongste knijpt de zuidoostelijke zijde van de Himalaya uit
haar moeder zet met blauwe eyeliner een punt onder de Nijl
voor volgende vliegvakantie en kruist bij uitgang de geografe
die links-rechts-links, rechts en uiteindelijk links kijkend
haar oor tegen de noordpool legt en luistert hoe ijs zweet

water mediteert en niet vergeet dat alles één is
langs de wand nestelen zich zeven Gaia-groeters
in lotushouding deinen ze voorbij

zondag 6 juli 2025

Het Zwin

 Voor het eerst heb ik enige weken terug het natuurreservaat "Het Zwin" bezocht. Helemaal aan de rand van de zee en aan de rand van ons land is er plaats voor natuur. Veel om over verwonderd te zijn. Zoals hoe de natuur boomstammen sculpteert. 
Zoals hoe het leven in een vijver zich toont 
en tegelijk hoe het wateroppervlak een spiegel is
voor het weelderige leven aan haar randen.


(eigen foto's 22 juni)


vrijdag 4 juli 2025

Nostalgie en ook weer niet : duivensport

 Voor mij is de duivensport omgeven door een zweem van nostalgie. De zondagmorgen, enkele minuten voor het radionieuws van 8,9,10... uur, moest iedereen stil zijn in huis. De inlichtingen voor duivenliefhebbers werden uitgezonden: een reeks plaatsnamen met daarna gegevens over temperatuur, windrichting en windsnelheid en neerslag, en daarna berichten als "wachten" of "de begeleiders maken zich klaar" of "Blauwvoet en Heist om 8u15, anderen om 8u30"...
Eenmaal de duiven van ons vader gelost waren volgden de instructies:
ze zullen landen omstreeks dat uur én dan mag er niet gespeeld worden in de tuin, geen was aan de lijn hangen, ...
Op de hoek van de straat verzamelden zich de duivenmelkers om uit te kijken naar hun duiven... Eenmaal de eerste in zicht kwamen, werd er gefloten, geroepen en vlug naar het duivenhok gerend om zo vlug mogelijk de ring van de inkomende duif te doen en in de 'constateur' te steken, een klok die afdrukte op een stuk papier wanneer de ring van betreffende duif was aangekomen. Na het middageten ging met de constateur het richting duivenlokaal...om te zien wie de snelste duif had en wie welke prijs zou winnen. 
(©Versele-Laga)

Bijzondere vluchten, zoals bijvoorbeeld Barcelona werden over een gehele provincie georganiseerd en dan werden diploma's uitgereikt. Ook op het einde van het 'duivenseizoen' werden in de meeste duivenliefhebbersverenigingen diploma's uitgereikt voor de beste duiven in de verschillende reeksen en categorieën. Zo hing er op het duivenkot van mijn vader een diploma dat hij ooit eens gekregen had voor de bijzondere prestaties van een van zijn duiven.
Al deze herinneringen kwamen naar boven bij een vers van Achilles M. Surinx. Tegelijk bedacht ik dat wat voor mij pure nostalgie is, voor velen nog dagelijkse kost is. Alleen is ook hier vaak de commercie en het geldgewin gaan prevaleren op het plezier van de liefhebberij. De waanzinnige prijzen voor duiven doen duizelen.

Bij het vers van Surinx blijven de laatste regels wel hangen want ik denk dan ook: en hoe is het gesteld met de mensen na hun bijdrage aan de prestatiemaatschappij???

KAMPIOENENDUIVEN

Het gemak waarmee ze in de prijzen
vlogen, uitte zich in hun wondere stijl.
De sierlijkheid van het vliegen,
was een weelde voor het oog.

Een zuiver fluitsignaal, plukte ze
uit de blauwe lucht. Je wist
niet wat je hoorde, wat je zag:
de Anthonis en de Chateauroux.

De Oude Rooie heerste jaren als
een stamvader over het hoge hok,
haalde verdwaalden voorzichtig
terug naar het vertrouwde nest.

De kwekers en de vliegers,
de ouden en de jongen, ze kregen
een prinsheerlijk duivenleven,
soms kort, maar altijd zorgeloos.

(uit: Surinx, Achilles M., Wat het voorstelt. Gedichten 1989-2017, uitg. Aleph Press, Wevelgem, 2017, blz.63)

woensdag 2 juli 2025

Het geheim van een koe

 Dichters zijn meesters van de verwondering. 
Ze kijken en zien wat iedereen ziet, maar 
ze zien toch iets anders.
Ze bekijken zichzelf en de mensen en dingen anders.
En met hun woorden houden ze de lezer dan 
een spiegel voor. Wel vragen ze aandacht,
zoals zijzelf ook aandacht schenken aan hun woorden
(nabij het lough derg Ierland
september 2013)
en via hun woorden aan onze wereld.


Luuk Gruwez (1953) in het recente nummer
van Het Liegend Konijn (2025/2, blz. 69) 
schenkt zijn aandacht aan én 
vraagt onze aandacht voor koeien.
Voordat we het beseffen
zien we onszelf in een spiegel.

GRAS

Zelf ben ik, toegegeven, zo dood als een fopei.
Toch staat diep in mij een bevriende koe te loeien
die, solidair met mij, niet van me wijkt,
alsof zij springlevend, nog oppert:

no way dat ik, zomin als jij, naar een slachthuis
moet, ik ben een koe die kauwt, herkauwt, herkauwen
blijft middels de vele fijn getunede magen
mij genereus ter beschikking gesteld.

Amper iets lijkt zij meer te weten dan hoe
gras te eten. Maar wat voor mensen al die tijd
verborgen is gebleven, is dat haar ogen soms vol regen
haast devoot het Oude Testament hebben gelezen:

dat alles ijdelheid is en zo en alle vlees als gras
en niets haar ooit genezen zal, tenzij die ene keer
misschien dat zij per ongeluk in stierenogen
kijkt, een firmament meent te ontwaren,

min of meer weerspiegeld in een plas.