Bij mijn bezoek aan de 7de editie van de Biënnale van de Schilderkunst in de Leiestreek heb ik verschillende ontdekkingen gedaan die mij blij hebben gemaakt.
In mudel (Deinze) was ik heel erg getroffen door het werk van Kristof Van Heeschvelde (°1979), tot dan toe een voor mij totaal onbekende. Maar zijn bijdrage aan deze biënnale vind ik een van de hoogtepunten. Alleen al de presentatie maakt indruk. De onopgespannen grote doeken hangen in de ruimte waar je als toeschouwer tussen moet lopen. Je voelt jezelf klein tegenover deze reuzelappen canvas. De doeken hebben door hun formaat op het eerste moment iets intimiderends. Ik dacht daarbij aan grote 'oude meesters' (vb. Rubens, Rogier van der Weyden, e.a.) die in hun tijd ook vaak grote doeken ontwierpen naar aanleiding van de blijde intocht van een vorst in een stad of een bijzondere processie. Zo moesten ze via deze tijdelijke stadsversieringen de heerser of de kerkelijke orthodoxie verheerlijken. Van Heeschvelde lijkt bij een eerst blik ook aan een vorm van (zelf)verheerlijking te doen.
Maar wat wordt voorgesteld lokt een glimlach/grimlach uit. Van Heeschvelde is op een aantal werken prominent aanwezig door zichzelf af te beelden, maar je kan ze niet echt 'zelfportretten' noemen. Hij beeldt zichzelf uit met veel humor en zelfrelativering en plaatst zichzelf in een ruimte die huiselijkheid suggereert (bvb. een grote zetel) maar toch heel onbestemd blijft. Hij is het model dat hij zo bij de hand had om een 'verhaal' te schilderen, zo lijkt het mij. Door de onbeschilderde grote randen van het canvas zegt hij aan de toeschouwer ook : dit is 'maar' een schilderij van 'maar' een zelfingenomen mannetje. De drang om zichzelf te profileren wordt tegelijk onmiddellijk lachwekkend.
Via deze overdonderende lappen canvas deed Kristof Van Heeschvelde zijn blijde intrede in mijn leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten