Enkele dagen geleden is de Nederlandse dichter Remco Campert overleden.
In 2015 verscheen zijn laatste bundel
met als titel "Licht van mijn leven"
en het slotgedicht met zelfde titel als de bundel past goed
om deze dichter te gedenken in zijn eigen woorden.
De oude dichter blikt terug op zijn leven
en weet zijn levenseinde niet zo heel ver af.
Het levenslicht zag ik in Den Haag
maar in Amsterdam, Van Eeghenlaan zeven,
te midden van dichters (Luceberts schaterlach,
Schierbeeks hikkende Boek Ik), zagen
mijn woorden het licht
dat me niet meer verliet, trouw
door dik en dunner dan dik
nu zoveel jaren later
loop ik nog even door de straten
van datzelfde Amsterdam, tot
in een knipperend ogenblik
het leven me loslaten zal
laat me dan, dat moment gekomen,
opnieuw nog even
zweven boven het Stedelijk
dan verder al hoger
boven de bomen in het Vondelpark
waarna ik, mijn tijd opgeheven,
voor eeuwig uiteenval, me verenig
met het fijnstof van de stad,
met de spiegeling van het zonlicht
in het water van de gracht
en word meegenomen met de glimlach
en de dromen van het meisje
dat ik eens op een tramhalte zag
(uit: Remco Campert, Dichter, uitg. De Bezige Bij, 2015, blz.810)
Een keer heb ik de dichter gezien in de Kerstperiode 2015
in de bar/restaurant van het Stedelijk Museum Amsterdam;
en dat hij nu net naar het Stedelijk verwijst in dit gedicht.
wat een bijzonder moment om je nu te herinneren, Frederik.
BeantwoordenVerwijderen