Veel dichters denken na over wat 'typisch' menselijk is en verwoorden hun zoektocht in metaforen en beeldspraak. Heel soms wordt deze tocht uitgewerkt vanuit het besef dat de menselijke evolutie doet nadenken over de al dan niet 'unieke' plaats van de homo sapiens op onze planeet en in de kosmos.
Marc Lonneville laat in veertien lijnen de menselijke evolutie aan ons voorbij gaan van ongewervelde zeedieren tot cultuurmakende wezens met een grote voetafdruk op de aarde. Wetenschap kan aanleiding geven tot poëzie. De verwondering van de natuurwetenschapper en van de dichter vinden elkaar in een zoektocht die ontroering opwekt.
MENSENVOET
wij waren lichamen lage soorten
met slierten wier omlijst
onder zeeniveau geboren naaktslakken
die in slijmen samenspanden
met bolle ruggen en verwaterde onderbuik
om de opgang aan te kunnen
giechelden we verhalen, zuurstofbellen
die poreus naar boven kronkelden
en de adem werden die we zochten
we namen ons zelfverzonnen zelf
in handen en met pasgewassen tenen
sleepten we een spoor
ontroerd keken we naar onze mensenvoeten
en gingen op zoek naar schoenen
(uit: Het Liegend Konijn, 2023/2, blz. 154)
De menselijke verhalen moeten ons adem geven en geven ons een (altijd zelf verzonnen) identiteit en dat wordt dan een aanzet om de natuur om te buigen tot cultuur en zelfreflectie. Vragen over wie we zijn krijgen in dit gedicht een breed kader, voorbij de waan van de dag. Zo'n verzen zijn zuurstofbellen die adem geven aan ons bestaan als meer of anders dan de dieren (ik zeg niet beter!).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten