Het volgende beeldgedicht van Anton Korteweg (1944) is een soort dubbelslag. Er is de fascinatie voor dat mysterieuze werk van Jean Fouquet (1420-1471) geschilderd omstreeks 1455 en te bezichtigen in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen : Madonna omringd door serafijnen en cherubijnen. En de dichter beschrijft daarbij zijn puberale fixatie op de blote borst van Maria in een internetloze tijd waarbij bloot niet zo gemakkelijk te vinden was, tenzij in de kunst! Het naakt op schilderijen deden de hormonen van de jonge Korteweg overuren maken. Zijn elfde vinger en de 'tweede mond' van een vrouw... en sex was fout en stout (diende bestraft te worden).
Extra hierbij is dat je onder de mom van een vrome Maria verering (en de maand mei is voor katholieken dé Mariamaand) je erotische fantasie kon prikkelen.
Niet zonder humor vertelt de dichter hoe ver hij dan kon gaan... Kunst genieten had een heimelijke tweede bodem. Generatiegenoten zullen er zich wellicht ook kunnen in herkennen.
DE LINKER VAN FOUQUET
Een vrouw is zowel dicht als open in het midden.
Verwarrend, en een heel verschil met ons:
een tweede mond, wij slechts een elfde vinger.
Met borsten had ik meer; kon ik wat mee.
Ik wist: in Antwerpen, daar hangt een hele mooie,
en plein public, een linker, maar in volle glorie.
Ze hoorde toe aan de Madonna van Fouquet,
die met die rode cherubijnen om haar heen,
de maagd Maria voedt het Jezuskind ermee.
Om me daaraan te gaan vergapen fietste ik
zo'n honderddertig kilometer heen en terug
door polders, bomen, Noorderkempenland
en kreeg voor straf seffens een lekke band.
Maar 's avonds hing ze in mijn jongenshol
er prachtig bij: gul, rond en vol en bol.
(uit: Het Liegend Konijn, jg. 2020, nr. 2, blz. 146)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten