De titel van dit bericht is een regel uit het gedicht "Onvervreemdbaar" van Ida Gerhardt.
Aan die regel dacht ik bij het lezen van een ander gedicht over lezen en de allenigheid die dit veronderstelt en met zich meebrengt.
Het is een vers van de Vlaamse dichter Alain Delmotte voor een collega dichter, de mij tot nu toe onbekende in Antwerpen geboren en toen in Parijs levende Fransschrijvende Werner Lambersy.
Ik moest even een en ander opzoeken. Lambersy is in 1941 geboren uit een Joodse moeder en een Vlaamse collaborerende vader in Antwerpen die na de oorlog een aantal jaren in de gevangenis zat. Lambersy werkte als cultureel attaché voor de Brusselse gemeenschap in Parijs en overleed daar in 2021.
Delmotte verwijst naar de Joodse achtergrond van Lambersy met het beeld dat traditionele Joodse mensen een zakje met grond uit Palestina bij zich dragen en de gedachte aan de slotwens bij de Joodse paasmaaltijd 'volgend jaar in Jeruzalem'.
Delmotte heeft het in dit gedicht over het lezen in zijn vele facetten.
Voor lezers een heel herkenbaar portret.
KLEIN RITUEEL VOOR LEZERS
voor Werner Lambersy
Lezers kunnen en moeten overal.
En onbemind.
Er is geen plek of ze bezweren die eerst met hun vlekkeloze
eenzaamheid. Een weinig licht volstaat en waar er lezers
zijn, is er weerschijn. Omdat zuiverheid niet hoeft, ze
daarvan het voorbeeld willen geven, houden ze altijd wat
aarde op zak. Of op z'n minst de verre en strenge gedachte
eraan.
Lezers zijn onmondig en dagen daarmee uit. Enig zijn ze
in de wijze waarop zij - in zichzelf en verstild - overvol
tegenwoordigheid steken. Daarom is het dat ze zo worden
gevreesd. Niet in staat tot verwaandheid, domein of feit: hun
waardigheid en hun vaardigheid komt niemand uit.
Modus operandi, lichamen, onovertroffen, in een toestand
van ontzetting. Van woorden ontvangen ze zowel belofte als
bedrog, zowel last als lust.
(uit: Delmotte, Alain, Lieve Wislawa/onderschrift 2, Uitg. Groeninghe, Kortrijk, 2003, blz. 13)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten