De grote Vermeer-tentoonstelling in Amsterdam lokt duizenden toeschouwers, die in tijdsblokken gestroomlijnd mogen proberen de stille wereld van de Delftse meester binnen te schuifelen. Maar hoe dicht je bij de schilder kan komen is ook een kwestie van openheid en aandacht. En daar kunnen dichters ons bij helpen.
Een van de vaste werken in het Rijksmuseum, dus daar ook nog te zien nà de expo, is "De brieflezende vrouw in het blauw".
De Zweedse dichter (en Nobelprijswinnaar literatuur 2011) Tomas Tranströmer brengt ons in onderstaande vers dichter bij dit werk van Vermeer én bij de leefwereld van het 17de Eeuwse Holland.
VERMEER
Geen beschermde wereld... Direct achter de muur begint het lawaai
begint de herberg
met gelach en gekanker, rijen tanden, tranen, klokgebeier
en de zwakzinnige zwager, doodsaanzegger voor wie iedereen moet beven.
De grote explosie en de verlate schrede van de redding,
schepen die een hoge borst opzetten aan de rede, geld dat in
verkeerde zakken kruipt
vordering op vordering gestapeld
opengesperde rode bloemkelken die oorlogsvrees zweten.
Daarvandaan en dwars door de muur het heldere atelier binnen
de seconde in die eeuwen mag leven.
Schilderijen die zich 'De Muziekles' noemen
of 'Het lezende vrouwtje in blauw' -
zij is in de achtste maand, twee harten trappelen daarbinnen.
Tegen de achtermuur hangt een gekreukelde kaart van Terra Incognita.
Ademt kalm... Een onbekende blauwe stof zit vastgenageld aan de stoelen.
De gouden kopspijkers vlogen er met enorme vaart in
en bleven daar steken
alsof zij nooit anders dan in rust waren geweest.
Je oren suizen door de diepte of de hoogte.
Het is de druk van de andere kant van de muur.
Hij laat ieder feit zweven
en verschaft het penseel houvast.
Het doet pijn om door muren te gaan, je wordt er ziek van
maar het is noodzakelijk.
De wereld is één. Maar muren...
En de muur is een deel van jezelf -
je weet het of je weet het niet, maar het geldt voor allen
behalve voor kleine kinderen. Voor hen geen muur.
De heldere hemel staat tegen de muur geleund.
Hij is als een bede tot het lege.
En het lege wendt zijn gezicht tot ons
en fluistert:
'Ik ben niet leeg, ik ben open.'
(uit: Tranströmer, Tomas, De herinneringen zien mij, Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2011, blz. 238-239 -Vertaling: Bernlef)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten