Dichters hebben iets met schilderijen.
Zoals schilders goed kijken en wat ze zien omvormen en naar hun hand zetten via hun verf en doek, zo zijn dichters eveneens goede kijkers en wat ze zien zetten ze naar hun hand via de taal. Het is voor mij dan ook niet zo verwonderlijk dat vele dichters verzen schrijven bij schilderijen.
In de komende periode zal ik van tijd tot tijd onder de titel "woord en verf en woord" (want ja hier heeft het woord het laatste woord...) een gedicht brengen dat werd geschreven naar aanleiding van een (of meerdere) schilderij(en).
Hubert van Herreweghen mag hier de spits afbijten met een vers over marines, zeezichten. Hij verwijst naar Constant Permeke, Leon Spilliaert, Maurtis Van Saene (+2000), Joos de Momper (ca. 1615), Pieter Bruegel.
MARINES
Ik zag marines van Constant Permeke,
"'t zeetje", voor mannen die bevissen haar,
vervaarlijk, maar die zelf zonder vaar,
of doende alsof: arbeiden en niet smeken.
Van Saenes zeeën, Cartesiaanse mystiek,
de zee van Spilliaert, Storm van De Momper,
de baai waar Icarus, zonder zijn wiek,
in 't blauwselsop door Bruegel werd gedompeld.
Ik zag in Gaasbeek in de torenkamer
Soms vraagt me die marine, als zijn gezant,
het eigen kwelmen te beleven samen:
ik zie de man voor zijn ezel gezeten,
met zijn penselen aan het werk op 't doek.
Een schilder, weet je, schildert zijn geweten,
zijn golfslag naar de Zee der Stilte op zoek.
(uit: van Herreweghen, Hubert , Kornoeljebloed. gedichten, uitg. Lannoo, Tielt, 2000, blz. 16)
Een schilder schildert zijn golfslag naar zee op zoek...
Goed dat je Van Herreweghen nog een bovenhaalt, Frederik. Altijd boeiend, maar in bijna elk gedicht ook altijd iets dat stoort. Hier bijvoorbeeld weer die klunzige omkering in de tweede regel 'voor mannen die bevissen haar'. Waarom niet gewoon 'voor mannen die haar bevissen'? Maar gelukkig wordt dat dan weer goed gemaakt in de rijkdom aan gedachten: 'een schilder schildert zijn geweten, zijn golfslag naar de Zee der Stilte' ...
BeantwoordenVerwijderen