Met deze voorbije acht maanden aan grillig en nat weer verlangt zowat iedereen naar de zomer, en dan denken we aan dagen lang zon en verkwikkende warmte.
Doordat ik onlangs verhuisd ben, zie ik nu dagelijks de natuur met bomen, bloemen en vogels dichter dan ooit tevoren. In de tuin hebben we vaste bewoners en bezoekers zoals roodborstjes, merels, lijsters, mussen en meesjes. Wonend in de buurt van de Kortrijkse Onze-Lieve-Vrouwkerk, waar Guido Gezelle jarenlang kapelaan was, bots ik in een bloemlezing op een vers dat toepasselijk is voor mij: mezen en zomeren samen in tien lijnen.
En de verzuchting van Gezelle in de laatste twee lijnen is op vandaag ook de verzuchting en hoop van duizenden mensen...
'T MEZEKEN
Daar hipt en wipt, den tak omtrent,
en 'k hoor zijn bekske, naaldefijn,
herhalend en hertalend zijn,
hoe blijde en hoe 't ja vromer is,
nadien 't nu eenmaal zomer is.
Ja-wel, mijn kleentje, en meê met u,
zo hipt mijn herte en wipt het nu,
vol hope, omdat 't weêr zonneschijn
verblijden zal, en zomer zijn!
(uit: van Herreweghen, Hubert en Spillebeen, Willy, Het nachtegalenbosje. Poëzie uit Vlaanderen en Nederland 1880-1916,
uitg. Davidsfonds, Leuven, 1990, blz. 91)
En als je dit vers (half)luidop leest kan je je laten meeslepen met het springende ritme.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten