De jonge dichteres Evi Aarens (2000) schreef
in Het liegend konijn (2024/2) een pagina's lang gedicht
waarin ze reist door het land van de letterkunde
voorbij alle conventies van plaats of tijd.
Ze zoekt zich te verhouden tot de literaire traditie
en brengt meerdere thema's ter sprake.
Hier wil ik het deel citeren waarin ze
de waarde van de poëzie afzet tegen
de één-op-één taal van commerce en wetenschap.
IN DE NEVEL VAN MIJN VRIJHEID (EEN CANTO)
...
Ik klauter uit de branding en verlang naar warme taal.
Naar Emily en Lucebert, en ook James Joyce dient zich
Kort aan. Een beetje letterkunde is zo ferm als staal
En ingekookt als walvistraan. Ik neem me een ding voor:
Het aangename, nuttige, het constructieve leg ik af.
Systemen als de zondagsrust. Onroerend goed.
De schijf van vijf. Een goede baan. De vrijheid van
Een kinderwens. Het is voor anderen bedoeld. Ik pas
En duld voortaan alleen de vleugels van de poëzie.
Wat is hiervoor nodig? Een tafel en een stoel. Een
Raam. Een kachel en een deur die ik van binnenuit
Op slot kan doen. Elk gevoel en elk idee herneem
Ik in die kamer tot een vers, een strofe, een gedicht.
...
(uit: Het liegend konijn, 2024/2, blz. 10-11)
Poëzie heeft niet veel nodig
als de dichter maar zijn gevoelens
en gedachten kan hernemen in zijn innerlijke kamer
om ze om te smeden tot een gedicht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten