Weer slaat de lente, al haar armen open,
't is zonder eind, wat zij ons geven zal.
Wat wintertijds zat in de grond gekropen,
of weggevlogen was, 'k verwacht het al,
het keert ijlings terug, om feest te vieren,
zo wil het 's levens zat en zot gedoe,
vraag niemand maar, wat zijn dat voor manieren,
dans mee en zing je laatste zomer toe.
(uit : Demedts, André, Verzamelde gedichten,
Leuven, uitg. Davidsfonds, 1995, blz. 157)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten