woensdag 18 juni 2025

De Amsterdamse school - nogmaals -

 Op 22 en 24 februari laatst berichtte ik in deze blog over de Amsterdamse school en mijn bezoek aan museum Het Schip en aan het Scheepvaartgebouw (beiden min of meer nabij het Centraal Station). Maar er is een tweede museum over de Amsterdamse school, meer bepaald heel zuidelijk in De Pijp, nl. museum De Dageraad. Ook hier een kleine tentoonstelling in een van de vroegere woningen van  het sociaal bouwproject 'De Dageraad' én een boeiende wandeling door de buurt met interessante informatie die je leren om meer te ontdekken tijdens zo'n stadswandeling.
(eigen foto - voorgevel sociaal woningbouwcomplex De Dageraad
eigen foto)

Eind april was het schitterend weer en de zon gaf nog een extra toets aan de architectuur. Zie bijvoorbeeld de sobere versiering bij de ingang met een zuil en raampjes als een soort rits. Zorg voor details, maar ook blijkbaar niet altijd plaats voor een fiets.
(eigen foto 27 april 2025)

En in een drukke compacte stad als Amsterdam vraagt het mobiliteitsvraagstuk naar creatieve oplossingen, zoals bijvoorbeeld heel kleine auto's, die je zelf op het voetpad kunt parkeren. Of dat reglementair is, betwijfel ik, maar toch...
(eigen foto 27 april 2025)


maandag 16 juni 2025

Gedateerd - zestien juni

 



Voor Ieren met enig gevoel voor literatuur en geschiedenis  is de 16e juni een bijzondere dag. In de Republiek Ierland is het een feestdag. Op deze dag wordt het leven gevierd van de schrijver James Joyce alsmede de gebeurtenissen in zijn roman Ulysses, die zich allemaal afspelen op 16 juni 1904. Het is ook de dag waarop Joyce zijn geliefde ontmoette.
Op een 16e juni in 1997 werden in Noord-Ierland, in het plaatsje Lurgan, tijdens een patrouille te voet in een park, twee Ulsterse politiemannen vermoord door leden van de IRA (Iers Republikeins Leger-paramilitaire organisatie die opkomen voor één Ierse republiek los van Groot-Brittannië). De politieke vleugel van IRA is de politieke partij Sinn Fein die toen onder leiding stond van Gerry Adams.
Hiermee hebben we de noodzakelijke achtergrond voor het vers van de onlangs overleden dichter Paul Durcan (Dublin 16 oktober 1944- 17 mei 2025). 
Aanleiding van het gedicht is een van de vele moorden in de aanslepende 'troubles' in Noord-Ierland waar religieuze, sociale, nationalistische en historische motieven altijd weer voedsel geven voor onrust en geweld. De moorden in dit vers zijn vandaag exact 28 jaar oud.

DE MOORDEN OP BLOOMSDAY, 16 JUNI 1997
       Een natie? zegt Bloom. Een natie is dezelfde mensen die
       op dezelfde plaats wonen. 
       (Ulysses, Bodley Head editie,1960, blz. 429)

Zelfs jij niet, Gerry Adams, verdient het om te worden vermoord:
Jij wiens vrienden rond twaalven mijn twee jongemannen hebben vermoord,
David Johnston en John Graham;
Jij die in de namiddag op tv kwam
In een boekhandel op Bloomsday om boeken te signeren,
En pronkte met een modieus hemd van de Unie.
(Wij ijdele auteurs dragen geen boordjes en stropdassen.)

In plaats van de bloedende lijken van David en John
Werden we getrakeerd op jou die je blik liet rusten in de camera
En in een wirwar leugentjes opdiste als een verwend kind:
"Hun dood maakt ons allemaal kleiner."
(Paul Durcan - ©746 Books)
Jij met je pater familias baard,
Je Fidel Castro straatgeloofwaardigheid,
Je Parnell martelarenblik,
Je Lincoln plechtstatigheid.
O Gerry Adams, jij bent een verderfelijke jongen.

Alleen op een zondagavond in het zonlicht
Ontmoette ik David en John in het park
Op patrouille bij de jonge mama's met kinderwagens.
"Ga je een gedicht over ons schrijven, Paul?"
Hoe ze lachten! Hoe ze groetten!
Hoe ze hun rug keerden! Hun zilveren rug!
Had ik het geweten, zou ik het hen dan hebben gezegd?
Dat ik voor de volgende zondagkrant een gedicht zou schrijven
Over hoe jij, Gerry Adams, die geen moeite doet om iets te zien,
Twee engelen zag die in hun zilveren rug waren geschoten.

Ik ben een burger van de natie Ierland -
Dezelfde mensen die op dezelfde plaats wonen.
Ik hoop dat de protestanten nooit onze kust verlaten.
Ik ben een jood en mijn naam is Bloom.
Jij, Gerry Adams, signeer geen boeken in mijn naam.
Laat God me vergeven - met alles erop en eraan.

(uit: De prangende verbeelding. Kopstukken van de naoorlogse Ierse poëzie. Gedichten gekozen en vertaald door Peter Flynn & Joris Iven.
Uitgeverij P, Leuven, 2013, blz. 146)

vrijdag 13 juni 2025

In memoriam matris - tien jaar nu al -

 Het was een zaterdagavond.

Het einde van een warme zonnige junidag.
Het was de feestdag van de Heilige Antonius,
de patroon van de verloren voorwerpen.
Hij was je lievelingsheilige, je vertrouweling.
Het was rond negenen en 
je nog levende kinderen waren bij je.
Je werd precies 100 jaar, 9 maand en 15 dagen
of 36.813 dagen oud. Onoverzienbaar en toch...

Een laatste zucht, één adem nog en dan niets meer...

Ik zag een witte vogel in de zwarte nacht
en voelde dichtbij het doven van het licht
van mijn ogen in de zwarte nacht.

Ik zag een wolkje zo klein als een hand
en wist dat ik de regen die ik voel
nooit aan iemand vertellen kan.

Ik zag een blad dat viel, een blad dat valt.
De tijd is kort. Ik uit geen klacht.

(Nathan Zach in : Het laatste anker. 300 gedichten over dood en wat troost uit de hele wereld.  Samengebracht door Koen Stassijns en Ivo van Strijtem. Uitg. Lannoo, Tielt, 2003, blz. 273)

Deze verjaardag heeft nog een extra randje gekregen
 omdat twee goede vriendinnen 
in deze dagen afscheid moeten nemen van hun moeder. 
Aan hen wens ik ook sterkte, 
steunende nabijheid en 
vele troostende herinneringen toe.

dinsdag 10 juni 2025

Barcelona retrospectiva - 9 -

 Tijdens de woelige oktoberdagen 2017 met het referendum voor de onafhankelijkheid van Catalonië had ik Barcelona bezocht en toen ook het palau Güell, het stadpaleis voor de rijke industrieel Güell ontworpen door Gaudi.
Nu nog eens opnieuw bezocht ik dit bijzondere gebouw (op 3 april laatst)  en ondanks de vroegere herinnering aan een donker, wat spelonkachtig gebouw, kon ik vaak een mooie reflectie fotograferen. Zie maar... Eigen foto's.




zondag 8 juni 2025

Precies...

 Drones worden ingezet om organen naar ziekenhuizen te vervoeren, om de verkeerssituatie te 'monitoren' (zoals dat nu wordt genoemd), om het aantal bomen of privézwembaden of stortplaatsen of... te detecteren. Maar vooral komen drones in het nieuws als wapendragers. Er wordt gezegd dat ze preciezer zijn dan de 'oldskool' bommen, maar de mensen in Gaza of Oekraïne of ... hebben daar geen boodschap aan.
 Nieuwe drone-aanvallen in Oekraïne door Rusland enkele dagen geleden lieten drones eerst op een bepaalde hoogte  voorbij hun doel vliegen, om dan rechtsomkeer te maken en onder radar vanuit onverwachte hoek verwoesting te zaaien. Voordeel is dat zij die de drones besturen ver van de aangerichte schade blijven. Geen vuiltje aan de lucht voor hen. 
(Kiev 26 of 27 mei 2025 tijdens een nachtelijke drone aanval
©De Standaard)


De Poolse dichter Stanislaw Baranczak (1946-2014) publiceerde in 1998 zijn laatste dichtbundel onder de titel "Chirurgische precisie". Eén lang gedicht in deze bundel draagt dezelfde titel en daaruit heeft Maarten Tengbergen een fragment vertaald voor een bloemlezing met Poolse poëzie, uitgegeven door uitgeverij P.
Baranczak werd als jonge man, docent Poolse letterkunde,  gegrepen door de golf van engagement en politieke bewustwording die in de jaren zestig over de wereld rolde, ook over Polen. Omwille van zijn publieke stellingnames en protesten kreeg hij uiteindelijk in 1976 publicatieverbod. In1981 kreeg hij een visum om gastcolleges 'slavistiek' te geven aan Harvard University in de VS. Tijdens zijn verblijf daar werd de staat van beleg afgekondigd door Jaruzelski (gepaard gaande met een hardere repressie van de oppositie) en besloot Baranczak niet meer terug te keren. Tot eind jaren 1990 gaf hij les in Harvard en publiceerde verder als vertaler, essayist en literatuurhistoricus.
Het gedicht 'Chirurgische precisie' is een sarcastisch vers tegen oorlogsgeweld en die donkere humor maakt de aanklacht des te scherper. De dictator van dienst hier is iemand die de oliekraan bedient, maar is vervangbaar door vele hedendaagse sujetten die geen tegenspraak dulden. Vul zelf maar in.

CHIRURGISCHE PRECISIE

De alom geprezen 'chirurgische precisie' van de nieuwste lichting
bommen met exact gevoel voor richting:
zoiets dat rakelings langs kathedralen en koalaberen,
zandbakken en Chagall-exposities weet te scheren,
en dan loodrecht belandt
in de schoorsteen van een restaurant,
om vlak boven het rooster een hoek van negentig graden te maken
en horizontaal voortflitsend het vierde object van links te raken,
en ten slotte tot stilstand komt in de borst
van een dictator, die zich juist te goed doet aan een ganzenleverworst
en "...Olie?!...Voor die gasten?!...Ha, geen druppel..." lacht -
tot hij door de explosie tot zwijgen wordt gebracht,

overigens zonder dat de kelner, vader van een grote kinderschaar,
die juist komt aandraven met een portie kaviaar,
enig letsel oploopt of iets voelt:
de bom is alleen voor militaire doeleinden bedoeld.

(uit: Na de dood stond ik midden in het leven. Kopstukken van de naoorlogse Poolse poëzie, Leuven, Uitg. P, 2008, blz. 276)
Hier een 

vrijdag 6 juni 2025

Afscheid van NWT - George Steiner over het einde van het boek - 4 -

 


In een essay uit 1987 probeer ik de gedachtengang te volgen van de Frans-Amerikaanse literatuurprofessor en schrijver George Steiner als hij nadenkt over het vermoedelijke einde van het boek. Hij behandelt thema's als geletterdheid (weer actueel dank zij slechte Vlaamse cijfers bij internationaal onderwijsonderzoek en dank zij de aanval van Trump op scholing en universiteiten) en concurrentie van andere media. Wat toen nog in zijn beginschoenen stond, de digitalisering van het woord, komt ook uitvoerig aan bod. Hij probeert ook te doorgronden welke gevolgen digitalisering kan hebben voor het lezen van boeken. Toen was er nog helemaal geen sprake van e-books.

Digitale ordening
"De meest radicale, zij het dan minder zichtbare veranderingen vinden echter niet in het overdragen van informatie plaats, maar in het opslaan en de analytische behandeling ervan. Het opslaan en weer opzoeken van gegevens door middel van databanken en computers zijn meer dan technische snufjes. Ze vormen een nieuwe methode om de menselijke kennis te organiseren en verbindingen tot stand te brengen tussen huidig onderzoek en vroeger werk. Elke hiërarchische ordening is in wezen filosofisch. Elk bibliotheeksysteem, of het nu volgens het formaat van de boeken werkt of volgens Dewey [een bibliotheekindelingssysteem] legt een geformaliseerd beeld vast van hoe de wereld in elkaar zit, en wat de optimale visuele verhouding is tussen de menselijke geest en de fenomenologische totaliteit. Het elektronisch indexeren en memoriseren en de ogenblikkelijke beschikbaarheid van gegevens, afhankelijk van verschillende coördinaten en semantische tekens, zullen niet alleen de fysieke structuur van onze bibliotheken grondig veranderen, maar aan de manier waarop wij erin te werk gaan.  (...)  
(George Steiner ©The New Yorker)

In vele disciplines zal de scheidslijn van de chronologische bruikbaarheid gecodificeerd en geïnstitutionaliseerd worden. Men zal materiaal dat voor een bepaald punt op de indextape voorkomt, niet meer hoeven te citeren of er zelfs maar bewust van te zijn. En dus zal het nog moeilijker worden om aan de illusie te ontsnappen - en een illusie is het, zeker wat de geesteswetenschappen betreft- dat inzicht cumulatief is en dat er een essentiële vooruitgang en doelmatigheid zit in het uitdrukken van gevoelens en ideeën. Het 'programmeren' van kennis in de elektronisch beheerde bibliotheken van de toekomst zal volgens mij ons waarnemingsvermogen veranderen en wijzigingen aanbrengen in onze manier van ontdekken, die even belangrijk zijn als om het even welke wijziging sinds de uitvinding van de losse drukletter. Het is een formule die tot het minimaliseren van het toeval leidt, van alle overschot of surplus. Toch zijn het juist deze contra-utilitaire aspecten van het traditionele lezen die veel van het beste in onze cultuur hebben bepaald."

Steiner probeert dan zich voor te stellen hoe de boekenproductie in Amerika zal evolueren en hoe de literatuurkritiek vermoedelijk veel meer polariserend zal oordelen. Hij spreekt dan over de ramp van het halfbewuste lezen dat alle nuances mist van het 'echte' lezen. In zijn kritiek over het onderwijs lees ik veel dat mij doet terugdenken aan een recent rapport over het dalende leesniveau in de Vlaamse scholen.

Pseudo-geletterdheid en impact daarvan op de samenleving
"Het merendeel van hen die de lagere en de middelbare school doorlopen hebben, kan 'lezen' maar niet lezen. Ze zijn pseudo-geletterd. Er zijn verschillende maatregelen mogelijk. Men heeft berekend dat de woordenschat en het grammaticale begrip waarover het gros van de Amerikaanse volwassenen beschikt, zich op twaalf- of dertienjarige leeftijd gestabiliseerd heeft. Ongeveer dertig percent van de volwassen lezers vindt het moeilijk om een bijzin te begrijpen (een feit waarmee de eindredacteurs van publiciteitsfirma's, tijdschriften, wegwerpfictie en overheidsbesluiten al lang vertrouwd waren). Omdat het geen elementair onderdeel van onze opleiding meer vormt, zal het lezen in zijn volle betekenis van referentiële herkenning, grammaticaal vertrouwen en gespannen aandacht, opnieuw aangeleerd moeten worden als een kunst apart. Iedereen die literatuur, geschiedenis of filosofie heeft proberen te onderwijzen aan de gemiddelde scholier, zal kunnen bevestigen dat daar het hele karwei ligt.
Men kan daartegen aanvoeren dat lezen in de volle betekenis van het woord altijd al het voorrecht geweest is van een elite en dat ons beeld van een verloren gegane geletterdheid geïdealiseerd is en slechts toepasselijk op een geschoolde minderheid. Maar dat is bezijden de kwestie. Die minderheid had de macht in handen en gaf het voorbeeld. Haar criteria waren die van de cultuur als geheel. Dat is niet langer het geval. Het is veel eerlijker en vruchtbaarder toe te geven dat de maatstaven en idealen van een ruime geletterdheid juist niet vanzelfsprekend zijn, dat ze op de meerderheid in een populistische samenleving niet van toepassing zijn en dat ze een speciale vakkundigheid veronderstellen. Tenslotte eisen we ook niet dat alle burgers trapeze-acrobaten zouden worden. Wat we wel moeten trachten te bereiken is dat degenen die goed willen leren lezen daartoe de kans krijgen en dat ze over de nodige ruimte en rust kunnen beschikken om hun passie te beoefenen.

George Steiner weet dat hij nogal negatief klinkt en wil daarom zijn essay met een hoopvolle gedachte afsluiten.

Het geluk van Erasmus
"Omdat het ons allemaal zo gemakkelijk wordt gemaakt, is ons gevoel voor de leesdaad vaak oppervlakkig geworden. Al in het begin van het Gouden Tijdperk van de geletterdheid vertelt Erasmus hoe hij zich op een modderige weg bukte om een afgescheurd stukje drukwerk op te rapen en hoe hij het uitschreeuwde van verbazing en zichzelf gelukkig prees. Misschien zullen de boekenmensen van morgen ontdekken dat ze zich in een gelijkaardige situatie bevinden. Al met al zou dat nu ook weer niet zo slecht zijn."

donderdag 5 juni 2025

Afscheid van NWT - George Steiner over het einde van het boek - 3 -

 


In een essay gepubliceerd in het NieuwWereldTijdschrift jaargang 1987 denkt de Frans-Amerikaanse docent en auteur George Steiner na over de plaats van het boek in onze samenleving en vorming. Hij merkt dat er heel wat twijfels leven over de taal en de status van de taal. Hij somt vier aspecten op bij dit statusverlies.

Twijfelen over taal
"De twijfels over de taal hebben meer uiteenlopende en eerbiedwaardige oorzaken. 
In het tijdperk dat zich van Rimbaud en Mallarmé tot Dada en het surrealisme uitstrekt, komt er binnen de literatuur een 'anti-taal' beweging op gang.  (...)  De dadaïstische vraag naar 'een einde van het woord' is tegelijk nihilistisch - de mens kan zich enkel vernieuwen als hij zich van zijn versleten taalhuid ontdoet - en esthetisch.
Een tweede soort twijfel komt uit de formele logica voort en uit Wittgenstein en het logisch-positivisme.  (...)  Het vertrouwen in het medium waardoor de vroegere filosofische monumenten nog bezield konden worden is gewoon niet langer beschikbaar.
Een derde reden tot linguïstisch scepticisme is een gevolg van de enorme uitbreiding van de exacte wetenschappen. Een steeds groter wordend deel van de zintuigelijke en conceptuele werkelijkheid is onder de hoede gekomen van de wiskunde.  (...) 
Een vierde aspect werd voor het eerst onderzocht door Karl Kraus en George Orwell: het feit dat woorden goedkoper worden gemaakt, ontmenselijkt worden en vertroebeld door de massamedia en door de barbaarse leugens van de moderne politiek."


Steiner zoekt dan naar gegevens die deze vermoedens van minder lezen kunnen bevestigen. Hij vindt weinig cijfermateriaal, maar kijkt dan ook naar zijn eigen ervaringen als lesgever literatuurwetenschap, op dat moment aan de universiteit van Genève. Hij ziet hoe zijn studenten omgaan met boeken. 



Lezen en muziek
"Onder de vele studenten die ik gedurende de laatste twintig jaar in verschillende landen ontmoet heb en aan wie ik les heb gegeven, zijn er steeds minder boekenverzamelaars.  (...)  Ook vertonen diezelfde jonge mensen steeds minder de neiging om zich af te zonderen en louter en alleen te lezen. Ze kennen minder en minder literatuur uit het hoofd. Ze lezen in gezelschap of tegen een muzikale achtergrond. Bijna instinctief nemen ze aanstoot aan het solipsisme en de egoïstische beslaglegging op ruimte en stilte waarmee de klassieke leesdaad gepaard gaat. Ze wensen niemand uit de meelevende kring van hun bewustzijn te weren. 
Daar muziek iets is waar we persoonlijk naar kunnen luisteren en dat we toch op hetzelfde ogenblik en op dezelfde plaats met anderen kunnen delen, is muziek, veel meer dan literatuur, aan het huidige ideaal van 'groepsrespons' gaan beantwoorden. In de zak van een wandelaar treffen we geen 'boek met ezelsoren' meer aan, maar een transistor [we zijn anno 1987!!] En omdat muziek op zoveel verschillende niveaus kan benaderd worden - variërend van technisch inzicht tot de vage deining van een halfbewuste echo- maakt muziek ook een democratisering van gevoelens mogelijk die de literatuur weigert te bieden. Kortom : voor zover ik kan zien, worden de eerste vereisten van geconcentreerd lezen in de oude betekenis van het woord -afzondering, stilte en contextuele herkenning- vrij zeldzaam, precies in dat milieu waar ze te vinden zouden moeten zijn, namelijk onder studenten."

Steiner denkt dan verder door over het woord in een wereld waar het beeld allesoverheersend wordt. Met enige weemoed en ergernis constateert hij dat het gedrukte woord meer en meer slechts dient als 'onderschrift'.

woensdag 4 juni 2025

Afscheid van NWT - George Steiner over het einde van het boek - 2 -

 


In een essay uit 1987 zoekt de schrijver-essayist George Steiner naar wat een boek zo bijzonder maakt en vraagt zich af of en hoe deze status bedreigd wordt. Lezen en de boekenwereld bewonen is een netwerk betreden.  Verder vraagt hij zich af waarom schrijvers schrijven en waarom het woord zo belangrijk is.

Boeken en geletterdheid
"De Westerse en de Chinese cultuur zijn allebei op een strikte manier aan boeken gebonden geweest. Met behulp van zelfbewuste methodes van imitatie, variatie, herleving, parodie of pastiche ontwikkelt de Westerse cultuur zich uit een opvallend kleine groep canonieke, klassieke teksten en modellen, meestal Grieks. Door cognitieve 'digestie', zoals Ben Jonson het uitdrukte, strekt de curve van de dialoog zich van Homeros tot Vergilius uit, van Vergilius tot Dante en van Dante tot Milton, Klopstock, Joyce en de uitgesproken terugblik van Pounds Cantos. (...) 
Dit netwerk van formele vernieuwing en van geactiveerd voeling houden met de gevestigde genres, dit raamwerk van zinspelingen en zorgvuldige echo's brengt echter nog meer mee. Le Livre is de beproefde talisman tegen de dood. Dit is de grote ontdekking, de trotse schreeuw in Homeros en Pindarus. De woorden van de dichter overleven de gebeurtenissen waarover ze vertellen en ze maken de dichter onsterfelijk. (...)
Dit is het geheim van Demodocus, de minstreel in de Odysseia, en van Eluard 2500 jaar later, toen hij het over le dur désir de durer  had."

Het onsterfelijke woord
"Dit gokken op de onsterfelijkheid is alleen mogelijk als de taal zelf standhoudt. Er kleeft niets mystieks aan die opvatting. Het is een traditionele trope in de Westerse literatuur, en dan vooral in de poëzie, dat woorden alle behoefte aan persoonlijke uitdrukking niet kunnen vervullen en dat de beschikbare taal absoluut niet voldoet aan de innerlijke visie van de dichter. De angst dat precisie en pracht onbereikbaar zijn is weliswaar gegrond, maar tegelijk conventioneel en een middel tot welsprekendheid. Het Petrarkiaanse sonnet komt voortdurend en met een zelfverzekerde complexiteit voort uit een fundamentele klacht over zijn eigen ontoereikendheid om de uitzonderlijkheid en de kracht van de liefde van de dichter weer te geven. Mystieke geschriften zoals de Canciones van Sint-Jan van het Kruis komen nog het dichtst bij de grens, maar dit weten we alleen omdat ze ons in een uiterst nauwkeurige en heldere taal hun gevoel voor de nabijheid van het onuitsprekelijke te kennen geven.
Ook op dit punt toont het geheel van boek en lezer zijn specifiek joods-Griekse afstamming. Het is aan deze twee antieke bronnen, zo vreemd, zo intens literair in hun opvatting van zichzelf, dat wij onze visie op de uitzonderlijke waarde en duurzaamheid van de taal ontlenen. (...)
(©Gazet van Antwerpen)


Georganiseerd geheugenverlies
"We wonen in een wereld van taal en dit is de kern van ons bewustzijn en van onze heerschappij over de natuur. (...)
Alle filosofische beginselen en psychologische houdingen die ermee gepaard gaan, worden nu hevig aangevochten. (...)
De herkenning van verwijzingen, waarvan onze poëzie en ons proza van Chaucer tot T.S. Eliot en van de Roman de la Rose tot Valéry afhankeliik zijn, is het in toenemende mate fictieve bezit geworden van een paar mandarijnen. Het georganiseerde geheugenverlies van het Amerikaanse schoolsysteem -een groot deel van Europa gaat dezelfde kant op- zorgt ervoor dat het alfabet van Bijbelse, mythologische en historische toespelingen in onze literatuur een reeks hiërogliefen geworden is."

Het verlies aan geletterdheid sluit volgens Steiner ook aan bij bepaalde tendensen in onze tijd. 

Verdacht...verdacht...
"Gezag -en gezag is de kern, de bron van elke formele traditie- wordt nu als verdacht beschouwd. (...)
Ook de wil om voort te blijven leven en eervol opgenomen te worden in het Pantheon is verdacht. Er zit een luchtje aan van hiërarchie en academisme. Het lijkt erop alsof we een revolutie van de tijdwaarden meemaken. Nu is alles en de traditionele strategie van de dichter of denker die zijn huidige leven opoffert aan een toekomstige glorie wordt door de jongeren als hypocriet, opportunistisch of erger nog beschouwd."

dinsdag 3 juni 2025

Afscheid van NWT - George Steiner over het einde van het boek - 1 -

 


In 1987 vertaalde Kamiel Vanhole een uitvoerig essay van de Frans-Amerikaanse filosoof en schrijver George Steiner (1929-2020) over onze samenleving als gemeenschap van halfgeletterden. Dit artikel teruglezend vanuit de GSM-dwang anno nu wordt de leeservaring zelf bijna iets wereldvreemds...


Eigen verval denken
"Is er een beschaving na het boek? Dit soort vraag is symptomatisch voor de huidige tijdgeest. (...) Wij worden geboeid door de 'laatste dingen', door het einde van culturen, ideologieën, kunstrichtingen en vormen van bewustzijn. Wij zijn, zeker sinds Nietzsche en Spengler, 'terminalisten'. (...)
Wellicht kan niet elke soort zijn eigen ondergang overdenken. Niet elke samenleving kan zich zijn eigen verval en mogelijke onderwerping aan nieuwe en vreemde energieën voorstellen. Maar het is een negatief radicalisme dat een element van zelfvervulling in zich draagt.  "

Geen vraag in het ijle
"Het is duidelijk dat we niet zomaar vragen stellen, losjesweg of als nihilistisch spel. Als wij de levensvatbaarheid van het boek ter discussie stellen, dan gebeurt dat omdat we ons in een sociale, psychologische en technische situatie bevinden die aan die vraag gewicht verleent. (...)
In een enkel uitzonderlijk geval lokt het stellen van vragen niet het antwoord uit dat we in feite vrezen of waar we op aansturen, maar de eerste omtrekken van een nieuwe en betere vraag, die dan een  eerste soort antwoord is. Met dit alles in ons achterhoofd kunnen we nu heel in het kort een paar van de historische en pragmatische redenen schetsen die het mogelijk en zelfs verantwoord maken om ons het einde van het boek zoals wij dat gekend hebben, voor te stellen."

Boekenlezersgeschiedenis in een notendop
"Om te beginnen loont het de moeite er de nadruk op te leggen dat het 'boek zoals wij dat gekend hebben' enkel in bepaalde streken en culturen een belangrijk verschijnsel geweest is, en dan nog gedurende relatief korte tijd. Wij boekenmensen zijn geneigd de uitzonderlijke achtergronden en omstandigheden van onze verslaving over het hoofd te zien. Wij hebben gebrek aan zoiets als een uitgebreide geschiedenis van het lezen. Daaruit zou volgens mij blijken dat het lezen, zoals wij dat opvatten - 'met onbeweeglijke tong' - niet veel verder teruggaat dan Augustinus (die het verschijnsel voor het eerst opmerkte). (...)
(tekening James Ensor ©KMSK)
Het boek op de lessenaar van een klooster of in een afgegrendelde universiteitsbibliotheek is niet hetzelfde als dat van de zeventiende eeuw. In zijn klassieke periode is het boek privé-eigendom. Daarvoor is een specifieke combinatie van mogelijkheden nodig, zoals productie, handel en bergruimte. (...)

De klassieke leesdaad - die op zovele achttiende-eeuwse genrestukken en gravures als 'la lecture' wordt voorgesteld - is het middelpunt van een aantal onuitgesproken machtsverhoudingen tussen meester en knecht, tussen vrije tijd en werkuren, tussen ruimte en plaatsgebrek, tussen stilte en lawaai, tussen de geslachten en de generaties (slechts heel geleidelijk aan begonnen vrouwen op dezelfde manier en in hetzelfde verband te lezen als hun echtgenotes, broers en vaders).
Die machtsverhoudingen en veronderstelde waarden zijn nu drastisch uitgesleten. (...) Licht en lawaai van een ongekende kracht overstelpen de privé-ruimte, vooral dan in een huis in de stad. Heel vaak moet het lezen tegen een ander medium opboksen -radio, televisie, platendraaier. In een modern gezin zijn er bijna geen taboeruimtes meer of heilige tijdstippen. Alles is nu vrije zone."

George Steiner zoekt nog verder voorbij de 'nieuwe concurrenten' van het boek. En hier denk ik dan aan de heisa over de 'laaggeletterdheid' van de Vlaamse jongeren gerapporteerd in internationale studies.

Boeken door boeken
"Maar de belangrijkste redenen voor die verandering in de status van het boek liggen dieper. Aan de suprematie die het boek in het geestesleven bekleed heeft van Descartes tot Thomas Mann (een van de laatste gave vertegenwoordigers van de klassieke houding) lagen duidelijke filosofische overtuigingen en zienswijzen ten grondslag. Heel ruim gezien gaan de meeste boeken over vroegere boeken. Dit geldt zeker voor de semantische code: schrijven verwijst voortdurend naar vroeger schrijven. Expliciete of impliciete citaten, toespelingen, en verwijzingen zijn essentiële middelen om iets aan te duiden of voor te stellen. Het is dank zij deze dynamiek van herhaling dat het verleden tastbaar aanwezig blijft. Maar dit verwijzingsproces omvat nog veel meer. De grammatica, het literaire jargon, een genre zoals het sonnet of een roman belichamen een vroegere formalisering van menselijke ervaringen. De gedachten, gevoelens en gebeurtenissen zoals ze in boeken opgetekend zijn, komen niet in hun naakte vorm tot ons. De manier van uitdrukken brengt heel sterke en complexe, zij het vaak 'onderbewuste' waarden en begrenzingen met zich mee. In een boeiend essay dat een paar jaar geleden verscheen, toonde E.H. Gombrich aan dat zelfs de meest gewelddadige en spontane picturale uitingen -Goya's schetsen van de Madrileense opstand- gestileerd en gefilterd werden door vroegere kunstwerken. Hetzelfde gebeurt met boeken: de hele literatuur heeft menselijke ervaring achter zich van het soort dat door de vroegere literatuur als zinvol is bestempeld."



zondag 1 juni 2025

Barcelona en zijn musea - Fondacio Juan Miro - 2 -

 In een vorig bericht toonde ik iets van de architectuur van de Fondacio Juan Miro, door de artiest zelf nog opgericht, en iets van zijn sculpturen en keramieken.
Nu wil ik even stilstaan bij zijn schilderijen. Ze geven bij een eerste aanblik de idee van abstracties te zijn, maar wie goed kijkt en associaties maakt tussen de titel van het werk en het doek zelf, vindt altijd verbanden met het figuratieve. Een van zijn bekendste werken, Poema, is opgebouwd uit de letters van dit woord. De manier waarop Miro dit doet en zijn kleurgebruik zorgen dat het werk niet alleen als titel een gedicht is, maar ook een poëtische ervaring uitlokt.
(eigen foto)



Een ander poëtisch werk is het reuzegrote doek uit 1974 met de Franse titel "Mains s'envolant vers les constellations" (260 x 681 cm)(handen die uitvliegen naar het gesternte). Het woord 'constellation' roept bij Miro-kenners een reeks werken op die hij heeft gemaakt tijdens zijn ballingschap in Frankrijk tijdens de Spaanse burgeroorlog. Constellatie verwijst naar de stand van de sterren ten opzichte van elkaar die over een verborgen dynamiek kunnen beschikken. De balling Miro zocht energie en een uitweg in zijn serie 'constellations'. In 1974 maakt hij dan dat reuzewerk waarin we zwarte handafdrukken kunnen zien uitwaaieren over het doek en waarin de grote zwarte verfvegen en -spatten misschien verwijzen naar de donkere dagen van zijn vrijwillige ballingschap. Zo zou het doek een afrekening kunnen zijn met zijn oude 'oorlogsdemonen'... Miro's favoriete kleuren (blauw, rood en geel) zijn aanwezig maar het spel van donkere strepen en spatten en handen bepalen het ritme. Voor het doek staande voelde ik mij getuige van een gevecht tussen donker en licht, het leven zelf in handen nemen en overgeleverd zijn aan dwingende constellaties.

(eigen foto)

Nog een bijzonder werk wil ik even bekijken. Het zijn een reeks van 27 litho's gemaakt in 1944 en bekend als de 'Barcelona-serie'. De reeks bestaat uit 50 litho's, waarvan dus 27 samen hangen in de Fondacio Juan Miro. Deze reeks van zwart-wit drukken tonen typische Miro-figuren: mensachtige wezens met grote ogen en vaak uitgestoken armen naast dierachtige figuren en sterren en planeten... Een bedrijvige wereld. Een boeiende reeks waar je lang kan in verdwalen en altijd weer andere associaties wakker worden gemaakt bij de toeschouwer.
(overzicht van de Barcelona serie zoals gepresenteerd in Fondacio Juan Miro
eigen foto april 2025)

(een van de litho's uit de reeks Barcelona
eigen foto)