In vorige posten berichte ik over de bundel "Appelblauwzeegroen" van dichteres Herlinda Vekemans.
Het is duidelijk dat haar bundel doordesemd is
van de niet mis te verstane boodschap
dat onze omgang met dieren, zee en aarde
tot een catastrofe zullen voeren
omwille van menselijke ingrepen.
De vaas van het menselijke leven smijten we zelf aan scherven
zonder te weten of we die scherven nog zullen kunnen lijmen.
In een grimmig vers dat je best luidop leest
om ook zijn poëticale merites te kunnen horen en proeven
zet ze als het ware alles op een rijtje.
SCHERVEN
Rapalje van nestrovers, honingdieven, verkwisters en brandstichters
Hun genoegzame grijns splijt het gewemel van dwazen en argelozen
De menigte troept, hitst en heult hen mee, op, over en achterna
Ze roven dag na dag alle kruiken met water en zonlichtspiegeling
Eén wet stuwt hun niet te stuiten onderstroom
Het zijn de grote vissen die de kleine opvreten
Blind en doof voor magere hein
en hij, zeker van zijn triomf
beloert begerig het weelderige vlees
Met gezwollen schubben en vette buiken
zinken ze log naar de bodem
Hun ogen puilen, hun muilen gapen
vullen zich met zand, grind en slijk
Het licht dimt
Het water slinkt.
(uit: Vekemans, Herlinda, Appelblauwzeegroen, Uitg. Poëziecentrum, Gent, blz. 46)
De toon van de wetenschap is minder grimmig, maar de boodschap die Janssen en Mees formuleren als besluit van hun hoofdstuk over het tegengaan van de vervuiling van de zee (in hun werk: De onbekende zee, Academia Press, 2023) is ook niet mis te verstaan.
"De oplossing is dat we minder moeten produceren en verbruiken. We leven boven de draagkracht van de aarde. We moeten ook radicaler durven te zijn. (...) Laten we hopen dat er snel gehandeld wordt, en dat grote woorden en verdragen gekoppeld worden aan daadkracht." (a.w. blz. 235)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten