In juni 1990 verscheen in het NieuwWereldTijdschrift een voorpublicatie uit de roman "Onsterfelijkheid" van Milan Kundera. Deze tekst is een verhalend essay waarin Johann Wolfgang von Goethe zijn imago wil beschermen tegen een jonge bewonderaarster.
Kundera schetst Goethe als een moderne politicus die zich een plaats wil veroveren als 'onsterfelijke', als eeuwig beroemde persona. De Franse presidentValery Giscard d'Estaing, de zopas overleden Amerikaanse president Jimmy Carter, de veldheer Napoleon passeren als voorbeelden van politici die probeerden onsterfelijk te worden. Ik denk nu aan huidige politieke leiders als Poetin, Trump en nog meer Belgische, Europese of buitenlandse figuren.
Dan zegt Kundera anno 1988(!) :
"De hele kunst van de politiek berust tegenwoordig niet op het besturen van de polis(die bestuurt zichzelf door de logica van haar duistere en oncontroleerbare mechanisme), maar in het verzinnen van 'petites phrases' waardoor de politicus gezien en begrepen wordt, hoog scoort in de enquête en gekozen of niet gekozen wordt in de volgende verkiezingen."
Wie een imago van onsterfelijkheid nastreeft, bouwt een eigen levensverhaal op waarin geen scheuren mogen voorkomen. Met een heldere verhaallijn probeert de ambitieuze 'kandidaat onsterfelijke' zichzelf te presenteren. Dat brengt Kundera ertoe om te filosoferen over de loop van het leven in het algemeen :
"We moeten de wijzerplaat van het leven begrijpen.
Tot op een zeker ogenblik ligt de dood te ver weg om ons ermee bezig te houden. Hij is ongezien en onzichtbaar. Dat is de eerste gelukkige fase van ons leven.
Maar daarna beginnen we de dood voor ons te zien en kunnen we de gedachte eraan niet kwijtraken. De dood is bij ons. En omdat onsterfelijkheid aan de dood vastzit, net als Hardy aan Laurel, kunnen we zeggen dat ook onze onsterfelijkheid bij ons is. En op het moment dat we beseffen dat zij bij ons is, beginnen we ons er hartstochtelijk om te bekommeren. (...)
(Van Gogh : Twee populieren nabij Saint-Rémy 1889) |
Na deze tweede levensfase, waarin je je ogen niet kunt afhouden van de dood, komt nog een derde fase, de kortste en geheimzinnigste, waarvan weinig bekend is en waarover weinig wordt gesproken. Je krachten nemen af en een ontwapenende vermoeidheid wint terrein. Vermoeidheid : de stille brug die de oever van het leven verbindt met de oever van de dood. De dood is zo dichtbij dat de aanblik saai is geworden. De dood is weer onzichtbaar en ongezien: ongezien zoals te intiem bekende voorwerpen. Een vermoeide man kijkt uit het raam, ziet de boomkruinen en spreekt in gedachten de namen uit: kastanjeboom, populier, esdoorn. En die namen zijn net zo mooi als het bestaan zelf. De populier is hoog en lijkt op een atleet die zijn arm heft naar de hemel. Of hij lijkt op een vlam die de hoogte is ingeschoten en versteend. Populier, o populier. Onsterfelijkheid is een lachwekkende illusie, een leeg woord, wind die je vangt in een net voor vlinders... Onsterfelijkheid interesseert de vermoeide man in het geheel niet meer."
Politici en hun 'petites phrases', hun drang naar 'blijvende'(?) roem en macht en de illusie van de onsterfelijkheid. Kundera schetst het via Goethe en populieren en zijn schets kan ons nog altijd bekoren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten