Als Belgen leven we in een tussentijd tussen de verkiezingen van juni voor Europa, België en Vlaanderen en de verkiezingen van oktober voor provincie en gemeente.
De partijen die in Vlaanderen meest succesvol waren ogen heel erg op het eigen Vlaamse teruggetrokken. Een Vlaamse strijd die de Belgische politiek al meer dan honderd jaar lang beroert. De Vlaamse activistische priester Cyriel Verschaeve dichtte al na de Groote Oorlog een vers dat onder de eerste IJzertoren werd geschreven: hier liggen hun lijken als zaden in het zand; hoop op den oogst, o Vlaanderenland. Voor een aantal Vlaamse politici ligt de oogst van een eigen land nu binnen handbereik.
Deze navelstaarderij maakt alle niet-Vlamingen tot vijanden die 'onze' welvaart en 'onze' identiteit' (wat dat ook moge wezen) bedreigen. En vijanden moeten bestreden worden.
Oorlogstaal roffelt en ruist en jammer genoeg werft het makkelijk in deze verkiezingstijden.
Het is dan ook goed om te horen wat dichter Leonard Nolens (1947) hierbij schreef in het begin van de jaren 1990, na de zogenaamde 'zwarte zondag' van november 1991 (de doorbraak van toenmalige Vlaams Blok bij de federale verkiezingen). De verzen hebben niets van hun actualiteit verloren. Naast verwijzingen naar Verschaeve, ontdek ik ook verbanden met onder anderen Jacques Brel (Le plat pays).
EIGEN VOLK EERST
Hier liggen dus hun lijken weer als zaden in het zand.
Die zee daar slaat de schommelende maat van onze wieg
En van die lage wolken kregen wij de borst.
En deze middeleeuwse stegen hebben ons opgevoed
En van hun wereldberoemde kromspraak zijn we gemaakt.
En daar is ook de grond waar onze dood zich thuisvoelt.
Het hele leven zou van goud zijn als dat waar was.
Het zou van jou zijn en van mij, het was er twee.
Maar nee, wij zijn niet uit een warme onderstroom
van de geschiedenis opgedoken, en nergens lagen wij
Bijeen geboren te worden uit het gat van God.
En er bestaat geen straat waarnaar wij zijn genoemd.
Al die wegen zijn verzonnen, al die huizen gelogen
Die ons hebben ingeburgerd. Wij wonen daar
Als wandelende maskers die elkaar bepraten
En beklimmen in bedden en andere krijgstaferelen.
En zwijgend, zwijgend slaan wij elkaar om de oren
Met het stromende gezicht van onze inborst.
(uit: Vrede is eten met muziek. Sporen van oorlog in de Nederlandse poëzie, Samengesteld door Hans Groenewegen. Uitg. Van Gennep, Amsterdam, 2005, blz. 236)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten