Je loopt over een brug en plots kriebelt het om
iets wat je dierbaar is of nodig hebt over de reling
te gooien: een gsm, een portefeuille, een bril...
Je stapt door een straat en ziet een voordeur op
een kier staan en heel even bekruipt je de goesting
om dat huis zomaar binnen te gaan.
Zo hebben vele mensen wel iets waar ze altijd weer
aan weerstaan terwijl het altijd weer, één fractie van
een seconde, in hen opkomt om dat 'onoorbare' te doen.
Daarover las ik in het laatste nummer van 'Het liegend konijn'
(2024/2, blz. 111) een mooi vers van de dichter Philip Hoorne.
Door de laatste twee regels krijgt het vers
een hele andere wending, die te denken geeft...
STEEN
serres dagen me uit
er een steen in te gooien
het glas is ijs van één nacht
ik kan eraan weerstaan
ik houd niet van scherven
die klingelend ter aarde storten
evenmin van onvolmaakte glaspartijen
van onvolmaaktheid in het algemeen
al helemaal niet van baldadig gedrag
en toch
telkens ik een serre zie tasten mijn ogen
de grond af op zoek naar een steen
ik vind een steen
een grote harde perfect in mijn hand
liggende steen waarmee ik de schoften wil doden
die het glas van serres aan diggelen gooien
Bij deze serres kwam mij het beeld voor de geest
van serres die een heel prominente plaats innemen
in de Koreaanse film 'Burning' (2018) geïnspireerd door een kortverhaal
van de Japanse schrijver Haruki Murakami.
Daaruit daarom deze still ter illustratie...
van wat bekend staat als de 'kristalnacht',
die nacht van 9 op 10 november 1938,
waarbij overal in Duitsland massaal
huizen en winkels van Joodse mensen
én Joodse mensen zelf werden aangevallen,
vernield/vermoord en in brand gestoken...
Een nacht waar menselijkheid aan scherven werd gesmeten.
mooie associaties, verwacht en onverwacht...
BeantwoordenVerwijderen