Aan de rand van de stad ligt
de oude begraafplaats van Veurne,
met zoals op al zo'n plekken
een verzameling oude en nieuwe graven,
verzorgde en vervallen grafzerken,
monumentale en zeer eenvoudige grafperken.
Hier twee vervaagde foto's op grafkruisen gezien.
Daarbij past mooi een vers van Wislawa Szymborska
over ons zoeken hoe we kunnen omgaan
met de (herinnering aan de) doden.
ELEGISCHE BEREKENING
Hoeveel van degenen die ik heb gekend
(als ik ze werkelijk heb gekend)
mannen, vrouwen
(als die verdeling van kracht blijft)
hebben die drempel overschreden
(als het een drempel is)
zijn die brug overgerend
(als je het een brug moet noemen)-
Hoeveel zijn na een kort of lang leven
(als zij nog steeds het verschil zien),
goed omdat het begonnen was,
slecht omdat het afgelopen was,
(tenzij ze het liever andersom willen zeggen)
op de andere oever zijn aangekomen
(als ze ergens zijn aangekomen
en die andere oever bestaat) -
Mij is geen zekerheid gegeven
omtrent hun verdere lot
(zelfs al is het één gemeenschappelijk lot
en heet het nog lot) -
Alles
(als ik me met dit woord niet beperk)
hebben ze achter zich
(zo niet voor zich) -
Hoeveel van hen zijn uit de voortijlende tijd gesprongen
en verdwijnen steeds klaaglijker in de verte
(als je het perspectief mag geloven) -
Hoeveel
(als die vraag zin heeft,
als de tellende tot het totaal kan komen
voor hij zichzelf erbij moet tellen)
zijn in die diepste slaap gevallen
(als er geen diepere is) -
Tot ziens.
Tot morgen.
Tot de volgende keer.
Zij willen dit niet meer
(als ze niet willen) herhalen.
Zijn aangewezen op een oneindig
(zo geen ander) zwijgen.
Zijn uitsluitend bezig met datgeen
(indien alleen daarmee)
waartoe de afwezigheid hen dwingt.
(uit: Szymborska, Wislawa, Uitzicht met zandkorrel. Een keuze uit de gedichten., uitg. Meulenhoff, Amsterdam, 1997, blz. 139-140)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten