maandag 20 december 2021

De verwonder(en)de wereld van Paul Klee -5-

 In 1904 schrijft de 25-jarige Paul Klee in zijn dagboek : Er zijn twee heel heldere, klare bergen, die van de dieren en die van de goden; daartussen in bevindt zich het schemerige dal van de mensen.
Of met andere woorden : de mens als tussenwezen, niet louter geest, niet louter lijf. Voor Klee leefden de dieren dus op een heldere berg.
Heel zijn leven lang heeft Klee dieren getekend en geschilderd en vaak kunnen we ze zien als een commentaar/kritiek op menselijke gedragingen, als een licht dat vanop die heldere dierenberg schijnt over het schimmige mensendal. De titels die hij geeft aan zijn werken suggereren dit ook, zonder dat ze een enge eenduidige interpretatie opdringen.
In het LaM in Villeneuve-d'Ascq zijn er vele dieren te zien. Hier toon ik er twee...

(eigen foto)

In 1938 maakt hij dit werk met als titel : tiere begegnen sich (42 x 50,5 cm; olie en lijmverf op karton). Het beste zou je dit schilderij kunnen bekijken met een kind van 5/6 jaar en het laten zeggen welke dieren er allemaal te zien. De tekenstijl doet denken aan prehistorische grottekeningen, maar heeft ook iets kubistisch. Je voelt in de lijnvoering dat hier een ervaren kunstenaar aan het werk is die speelt met lijnen en vormen. Klee maakte dit werk een jaar na de Nazi-tentoonstelling 'Entartete Kunst' waarin hij werd geschandvlekt als een ontaarde kunstenaar, niet waard om zich Ariër te noemen. De Nazi's annexeerden dat jaar Oostenrijk en Sudetenland en stelden zich als maar agressiever op op binnenlands en buitenlands vlak. Juist in dat jaar toont Klee hoe dieren met elkaar omgaan...en op dat werk is géén spoor van agressie te zien. 

Tien jaar eerder had hij een heel ander werk gemaakt (olie op doek) op een ietsje groter formaat (43,5 x 56,5 cm). 
(foto Marc Deconinck)
De vage rode en blauwe vlekken geven aan het werk iets bloederigs en dreigends terwijl het tafereel een dubbelheid vertoont: enerzijds spelende krioelende jonge dieren (vossen? wolven?) en anderzijds een volwassen dier dat duidelijk brult of huilt of roept. De titel bevestigt deze lezing: Sie brüllt, wir spielen. Zij brult, wij spelen. Klee speelde zo kunstig met lijnen dat we er een nest spelende dieren kunnen zien. Zijn verwondering voor de spelvreugde van jonge dieren bracht hem tot dit kluwen van lijnen die zo simpel kinderlijk primitief lijken maar toch een vaardige volleerde hand verraden. De moeder of vader (?) zorgt voor de veiligheid van haar jongen en weert vijanden af. Het volwassen dier staat recht op zijn poten en ziet verder dan de spelende jongen. Toch heeft het ook iets onrustigs : de staart lijkt heen en weer te slaan, de kop kijkt achterom en dan weer voor zich uit. De jongen kunnen nog spelenderwijs zichzelf ontdekken en hun vaardigheden ontwikkelen, terwijl het ervaren grote dier bezig is met wat er buiten beeld gebeurt. 
Zien we hier hoe Klee zichzelf ervaart : ambivalent, pendelend tussen het spelende kind en de bezorgde volwassene, twijfelend tussen het in zichzelf gekeerd zijnde en zijn eigen talenten ontdekkende kind of de naar buiten roepende en brullende zich werende volwassene? Dank zij de titel zouden we kunnen veronderstellen dat Klee zichzelf herkent in de spelende jongen ('wir spielen').
Zo wordt dit dierenschilderij een schilderij over het schilderen zelf. Corn. Verhoeven ziet gelijkenissen tussen filosofie, poëzie en schilderkunst. Hij stelt eerst vast dat filosofen als Kant en Heidegger vaak denken over het denken. "Filosofie is de vraag naar de filosofie en er is bijna geen filosoof die deze vraag niet in de titel van een van zijn werken nadrukkelijk heeft gesteld.  [...] Waarschijnlijk staat het denken trouwens niet alleen in deze reflexie. Ook het dichten, de dichtende wijze van denken, concentreert zich op het dichten zelf, zodat we veel dichters 'poëten van de poëzie' zouden kunnen noemen. Dat hoeft niet eens nadrukkelijk te gebeuren. Poëzie over de poëzie kan ogenschijnlijk over heel iets anders dan poëzie gaan. Een liefdesgedicht van iemand als Vroman is te interpreteren als een gedicht over de poëzie.  [...] De poëtiek is niet meer de vraag naar de wijze van dichten, maar de poëzie over de poëzie zelf. De moderne schilderkunst vraagt niet naar nieuwe verftechnieken, maar naar de identiteit van haar eigen bestaan. Filosofie, poëzie en schilderkunst worden tot die vraag."(Inleiding tot de verwondering, blz. 80-81 passim).
Wat zien we dus bij dit schilderij : de spelende immer verwonderde kinderlijk kijkende Klee of de ervaren bezorgde volwassen man die verbijsterd kijkt naar wat er veraf gebeurt? Moet de schilder kiezen voor zijn spel of zich laten leiden door wat er buiten hem gebeurt?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten