donderdag 31 december 2015

Tragedie : hoe menselijk is een mens?

In het Concertgebouw Brugge zag ik "Tragédie", een choreografie van Olivier Dubois (12/12/2015). Een overweldigende ervaring door de muziek en door de dans. De luide pulserende muziek pakt je als toeschouwer al helemaal in. Er is een cocon van geluid (lawaai?) waar er geen ontkomen aan is. Je bent gevangen in en overgeleverd aan een techno-dreun.
En dan word je geconfronteerd met naakte mannen en vrouwen die aan- en afstappen, opkomen en weggaan, zichzelf tonen en weer verdwijnen. In een klassieke tragedie worden de spelers eerst voorgesteld. Hier ook, naast elkaar, in hun eendere naakte andersheid. De uitgekiende belichting zorgt ervoor dat je als kijker al vlug uit je gluurdersgevoel wordt verlost. Je gaat al vlug de dansers klinisch bekijken : verschillen in fysionomie, in manier van gaan en houding ook al stapt iedereen op een gelijke manier snel op en af...


(afbeelding gevonden op internet: Avignon 2014)




Deze 'expositio' of eerste deel met de voorstelling van de spelers duurt wel lang, maar ik vermoed dat de choreograaf zeker wil zijn dat hij het publiek mee heeft voorbij het gluren, het erotiserend of analyserend kijken.
Zo verloopt deze tragedie van mensen die naast elkaar stappen zonder elkaar aan te raken en zonder elkaar een blik te gunnen naar confrontatie, strijd om een eigen plek,  naar het elkaar vinden in onzachte paringsdrang. Een heel indringende ervaring die voorbij gaat aan academische vragen over functioneel naakt in de kunst. Hier was de naaktheid een spiegel voor elke kijker : ik ben onder mijn kledij waarmee ik mezelf presenteer, even gelijk aan een andere mens in al mijn andersheid. Wanneer ben ik uniek? Wanneer ben ik mens?
Ik ben nogal huiverachtig over wat soms in recensies of programmaboekjes van dansvoorstellingen wordt geschreven : vaak ervaar ik dat als 'gebakken lucht'. In het programmablaadje van het Concertgebouw wordt de choreograaf geciteerd en na de voorstelling kon ik hem alleen maar beamen. "Het simpele feit dat we mens zijn maakt ons nog niet menselijk, daarin schuilt de tragedie van ons bestaan."

dinsdag 29 december 2015

Kerstmis in Parijs

(eigen foto : 25 december 2015 omstreeks 16u30
Quai des Célestins - Parijs)

dinsdag 22 december 2015

Groeten uit Parijs

Tot 28 december heb ik groen licht gekregen voor Parijs. Dus vanaf 29 december ben ik hier terug.

(eigen foto juli 2011)

zaterdag 19 december 2015

Son of Saul : subliem realisme (2)

Terugdenkend aan de filmervaring die de "Son of Saul" is blijf ik met heel gemengde gevoelens en verwarrende ideeën achter. Je wordt twee uur ondergedompeld in een van de zwartste bladzijden van de mensengeschiedenis : ontmenselijking ten top, een ervaring waar je niet goed van bent en toch... denk ik er ook met bewondering en met positieve gedachten aan terug: het was mooi. Waarom? Hoe kan dat? Waar schuilt er schoonheid in zo'n afschuwelijk verhaal?

Er is bewondering voor de regisseur die met zijn scherpe keuzes een heel eigen verhaal heeft gebracht. In mijn eerste artikel over de film heb ik deze al aangebracht: cameravoering, geluid, montage...: alles zorgt voor het mee-leven met Saul en de andere gevangenen van het Sondercommando.
Maar deze bewondering maakt de film nog niet 'mooi'. Wat is er dan meer of anders??? Terwijl die vraag bleef hangen ergens in mijn hoofd ging ik naar de tentoonstelling "Munch & Van Gogh" in Amsterdam. Bij gelegenheid van die expo was er een nummer van het Museumtijdschrift uitgekomen waarin extra aandacht ging naar die tentoonstelling, naast andere rubrieken (nr. 6, sept/okt 2015). Daar vond ik een antwoord.

(afbeelding gevonden op internet)


De Nederlandse schrijver Oek de Jong heeft er een column en in dat Museumtijdschrift-nummer (blz.34-35)  heeft hij het over zijn fascinatie voor het Isenheim altaarstuk van Matthias Grünewald (in Colmar). Ik citeer hem even : "Het schilderij roept een paradoxale reactie op : het kan je shockeren, het kan zelfs afkeer veroorzaken, maar tegelijkertijd maakt het zoveel indruk dat je geneigd bent er in haast extatische termen over te spreken : ongelooflijk aangrijpend en ongelooflijk mooi. Hoe kan een gruwelijk beeld toch ook zo mooi zijn?"  Ja, dat vraag ik mij ook af. Oek de Jong vervolgt dan : "Voor mij wordt dat veroorzaakt door het mededogen waarmee Grünewald een mishandeld, gemarteld en geschonden lichaam heeft geschilderd. Hij moet zijn eigen afkeer hebben overwonnen om dit te kunnen doen." En de Jong heeft er een aparte term bij bedacht :"Grünewald beoefent in deze kruisiging wat ik subliem realisme zou willen noemen: realisme dat het afbeelden overstijgt en de werkelijkheid met een zowel nietsverhullende als mededogende en liefdevolle blik omvat." De schrijver noemt dan andere voorbeelden van zo'n subliem realisme o.a. in de literatuur (Tolstoj over een stervend paard in Anna Karenina), in de fotografie(Jeff Wall) en in de film(Tarkovski 'Andrej Robljov'). Ik zou hier willen aan toevoegen : Son of Saul van Laszlo Nemes.

In de twee grote verhaallijnen van de film zien we de strijd om zijn menselijkheid te bewaren, te hervinden of te heroveren : de opstand van de gevangenen en de zoektocht om kaddisj uit te spreken over de 'zoon' van Saul. Deze subversieve strijd tegen de ontmenselijkingsfabriek die zo'n concentratiekamp is,  heeft in elk geval iets aandoenlijks. Het is een strohalm van hoop waar we als kijker ons aan vastklampen om ons niet medeplichtig te voelen met de doders want we zijn zwijgende  toeschouwers.Deze elementen doorbreken al een beetje het grauwe realisme.
 Maar ik vind ook de 'mededogende liefdevolle blik' waarover Oek de Jong het heeft. Je ziet die in de film in vele kleine details : gebaren en blikken van mensen, de zorg voor en van medegevangenen voor elkaar, de voor ons onbegrijpelijke drang om te geloven in een God en in mensen midden deze fabriek van de dood, beelden van nabijheid en meeleven.
Dank je wel, Oek de Jong, ik durf nu met een geruster hart zeggen : Son of Saul is een mooie film, genre subliem realisme.

donderdag 17 december 2015

Son of Saul : de film (1)

Enige tijd geleden heb ik de bijzondere film "Son of Saul" gezien en ik was er enorm door geraakt. Nog na de eindgeneriek bleven de meeste toeschouwers stil, sprakeloos, stomgeslagen terwijl ze de filmzaal buiten gingen. Het onderwerp heeft natuurlijk niets opbeurend : het dagelijkse leven in een KZ-vernietigingskamp tijdens Wereldoorlog II.

Waarover het gaat? Onmiddellijk word je als toeschouwer ingelicht dat je een Sonderkommando zult zien : een groepje gevangenen die het 'vuile' werk van de Nazis moeten opknappen in een concentratiekamp (medegevangenen klaarmaken voor de gaskamers, de lijken wegslepen en opruimen, de gaskamers kuisen, achtergebleven goederen sorteren enz.). In de loop van de film komen we ook te weten dat zij allen beseffen dat zijzelf binnen enkele weken zullen worden gedood. In dat Sonderkommando werkt Saul, een Hongaars-Joodse man en die volgen we op de voet, en dit mag je letterlijk nemen. De camera kijkt mee van over zijn schouder of focust op zijn gezicht, geen overzicht, geen standpunten verderaf tenzij de laatste seconden van de film. Je hoort ook de geluiden van het kampleven : roepen in alle talen, blaffende honden, op deuren bonkende mensen, bevelen schreeuwende soldaten, fluisterende gevangenen... Je hoort vooral Jiddisch, Hongaars, Duits en hier en daar een flard van een andere taal (Frans, Russisch?). Twee verhaallijnen lopen doorheen de film. Er is een opstand die door gevangenen wordt georganiseerd en er is Saul die meent in een vergast kind zijn zoon te herkennen en hem een waardige Joodse begrafenis wenst te geven. Daarom zoekt hij een rabbi om kaddish te spreken over dat dode jongetje.
(affiche gevonden op het internet)







































Hoe 'werkt' deze film? De regisseur Laszlo Nemes heeft door zijn filmstijl ervoor gezorgd dat de kijker volledig opgenomen wordt in het grauwe, grijze gejaagde stresserende kampleven, in een chaos van dood en survival en van ontmenselijking. Beeld, geluid, montage : alles voert je mee in deze beklemmende sfeer van vernietiging. Het hoofdpersonage Saul wordt op een indringende manier gebracht door Géza Röhrig. Wanneer hij op een bepaald moment zegt : "We zijn al dood", dan voelt het alsof hij ook voor de kijker spreekt. Tweemaal in de film verlaat Saul (en dus ook de kijker) het eigenlijke kamp en komen we in de omringende bossen terecht. Die plotse veelheid aan groen deed mij bijna pijn in de ogen. Ik dacht: hé, er bestaat nog kleur, niet alles is grijs en grauw en donker...Dit is dan ook het unieke van de film : het gehele verhaal wordt enkel en alleen vanuit het perspectief van de gevangenen gebracht. Er is voor de kijken geen ontkomen aan. Een bijzondere confronterende en nietsontziende kijkervaring. En toch... op de een of andere manier denk ik : het is een mooie film. Hoe kan dat?




dinsdag 15 december 2015

Reflecties - Amsterdam 5 december 2015

(eigen foto grachtenhuizen 5 dec. 2015)
(Perdu poëzieboekhandel Kloveniersburgwal 86 - 5 dec.2015-eigen foto)

dinsdag 8 december 2015

Woord en beeld -16 - de zee

De zee is nooit stil en zeker niet in die stormachtige dagen toen ik in Nieuwpoort was eind november. Dat durende geluid, die golfslag en die wind, dat ruisen en het geklepper van meeuwen heeft nu eens een zuiverend ontledigend effect. Zo zeggen we dan : ons hoofd maken we leeg. Maar op andere momenten kan die rusteloze zee de gedachtenmolen nog intensiever doen draaien.
Dichteres Hagar Peeters heeft in haar bundel "Koffers zeelucht"(De Bezige Bij, 2006) daarover dit gedicht geschreven met als treffende titel :

DE ZEE IS EEN EEUWIGE MOMPELAAR

Met zacht geraas zwelt zij aan
om zich aan het strand mee te delen
maar slikt ten slotte weer haar woorden in
en keert terug tot het diepe niets,
de bodemloosheid van verlies.

Soms verheft ze haar stem
klopt aan onze voeten,
schudt onrust in ons wakker,
wekt onze angsten rent terug
met het geraas waarmee ze kwam.
Steeds neemt ze haar geheimen mee
en laat ons zonder achter.

's Nachts strekt zich haar vlakte
uit over de hemel in een macaber donker
dat zijn tong verloren heeft maar des te groter
ogen naar ons opzet. We blijven troasten.
Er staat ons niets anders te doen.
We zijn niet tegen zo veel zwijgen opgewassen.



(Nieuwpoort 25 november 2015)

vrijdag 4 december 2015

Injectie tegen verzuring -05- internationale dag van de vrijwilliger
















Luc Bonte, voorzitter van de vzw Ondernemers voor Ondernemers, schrijft in een bijlage bij De Standaard van 30 november over het belang van vrijwilligers voor zijn organisatie die gericht is op het duurzaam samenwerken met het Zuiden.
Maar, met het vooruitzicht op de internationale dag van de vrijwilliger op 5 december, gaat hij algemener.
Hij zegt o.a. : "Vrijwilligers vervullen een belangrijke functie in onze samenleving. Volgens onderzoek van de universiteiten van Luik en Gent leveren in België ongeveer 1.166.000 personen (één miljoen honderd zes en zestig duizend) ofwel 12,5% van de bevolking van 15 jaar en ouder, gratis prestaties binnen organisaties. Deze gratis prestaties vertegenwoordigen ongeveer 130.000 voltijdse equivalenten. Zonder de inzet van vrijwilligers zouden veel maatschappelijk relevante activiteiten onmogelijk zijn."

Politici die mensen en inzet enkel reduceren tot 'hoeveel kost het ons?' of 'voor wat hoort wat' worden met zo'n cijfers uitgenodigd om hun eigen mantra's te bevragen. Gelukkig dat er zoveel vrijwilligers zijn.


woensdag 2 december 2015

Woord en beeld - 15- de zee

De zee zien is soms eindigheid zien, ook al ligt de horizon zo ver weg en glijden er langs en over die horizonlijn grote schepen heen en weer. De zee zien brengt mij soms terug naar het 5de leerjaar waar ik op een juni-dag vroeger uit school weg mocht omdat mijn tante met haar gezin naar Canada vertrok, met een groot schip. Mijn oom was met het vliegtuig vooruit gereisd en nu zouden zijn vrouw en zijn kinderen nareizen vanuit de haven van Zeebrugge. We mochten eerst dat grote schip bezoeken, maar dan rond 20u30/21u moesten alle bezoekers aan wal. De loopplank werd ingetrokken en het schip verliet heel traag de kade. Het werd donker en ik zag met mijn moeder vanop de kaaimuur in de donker wordende nacht die berg van lichtjes wegdrijven. De zee zien doet mij dan denken aan afscheid nemen.

Zo dicht ook Anne-Marie Demoen in haar bundel "een steiger aan de overkant" over gemis in dit titelloze gedicht :

ik mis je niet
in de beperking
van taal
ik mis je in tegenlicht
bij de waterlijn
ik mis je over de grens
van avond en stroom
ik mis je
in dat onbestemd
verlangen
ik mis je
op de bank
naast mij

een duinvogel
nabij



(Nieuwpoort 25 november 2015)