woensdag 29 april 2015

vrijdag 24 april 2015

Mijn eigenzinnig woordenkraam -2-

(sept 2014 Brugge )




Taal is levend.  Er komen woorden bij en er verdwijnen woorden. Woorden krijgen soms een andere, een nieuwe of een tweede betekenis erbij.
Wat ik in de laatste maanden gehoord of gelezen heb aan nieuwe woorden en mooi vind.






-najaarjaren :  het woord spreekt voor zich en is een zoveelste eufisme voor de ouderdom...Er zouden geen taboes meer zijn in deze dagen maar de zovele alternatieve woorden voor oude van dagen of bejaarde zeggen mij het tegendeel : senioren, vijftig plussers e.d. Deze woorden benoemen de personen die niet meer van de jongste zijn, maar voor de leeftijdsperiode zelf aan te duiden ken ik niet veel andere woorden dan ouderdom,  Dit alternatieve woord mag voor mij wel algemene ingang vinden omwille van zijn alliteraties en die lange a's die de suggestie van duur meebrengen. Met dank aan Bernard Dewulf (Si&La De Standaard, 21 maart 2015)

-kijkzucht : een mooi woord dat onze visuele ingesteldheid en drang naar alsmaar nieuwe beelden en prikkels via de ogen aangeeft, Dit las ik in het gedicht "Westgate, Nairobi" van Paul Demets in het tijdschrift Het Liegend Konijn van april 2014(themanummer Oorlog), blz. 132 (Paul Demets won in 2012 de Herman De Coninck prijs voor beste poëziebundel)

-terugverliezen :een wat vreemde samenstelling van terug, waarbij we denken aan terugvinden, terugplaatsen, terugzien enz... en verliezen waarbij we denken aan kwijt zijn, weg zijn, verdwijnen, enz..., maar de jonge dichter Yannick Dangre gebruikt dit woord in zijn gedicht "Die Hard",in het themanummer 'Oorlog' van Het Liegend Konijn (april 2014, blz. 122). Hij toont een soldaat die aan de dood ontsnapt is maar zijn verdere leven blijft haperen aan dat traumatische moment. In gedachten had hij zichzelf al opgegeven maar toch leeft hij nog. Op dàt keermoment had hij zichzelf al verloren, maar zijn verdere leven blijft hij maar zjn leven een leven teveel vinden. Yangre schrijft over dat leven : "Hij wil het al zo lang terugverliezen"... en als ik denk aan de hoge zelfdodingscijfers in Vlaanderen, kan ik vermoeden dat er vele landgenoten leven met zo'n verlangen van terugverliezen. Een triestig, weemoedig mooi woord.

woensdag 22 april 2015

100 jaar gas!

Op 22 april 1914 werd voor het eerst gas ingezet als oorlogswapen in de buurt van Boezinge, Pilkem en Langemark. Dit nieuwe wapen maakte vele slachtoffers : naast de velen die onmiddellijk stierven waren er ook vele honderden die eerst nog soms lang en pijnlijk moesten lijden. Om de gasslachtoffers van toen te herdenken én die van onze dagen (vb. in Syrie) citeer ik uit een gedicht van Liesbeth Lagemaat.

Liesbeth Lagemaat schreef een reeks van vijf gedichten voor het themanummer "Oorlog" van het tijdschrift 'Het Liegend Konijn', verschenen in april 2014 (blz.266-274).  De titel van de reeks zegt vanuit welk perspectief ze schrijft : "Soldatenvrouw. Hoe ze spreekt, of zingt, vijf maal".
Ik citeer hier het einde van het eerste gedicht, dat als titel meekreeg : "Verdwenen lief".

Mijn lief, ik plant een boompje voor je in de tuin als de tuin
er straks nog is, en telkens zal ik wachten op het voorjaar
op de bloesem, op die witte bloemen witte knoppen zo wit
als de doek die ik bond om je hoofd. Ik dek je toe met alle
kleren alle lippen die ik heb en ik zal niet schreeuwen, ik zal
niet eens meer durven zingen.








zondag 19 april 2015

Het geciteerde citaat 10

(Geciteerd door dichter Paul Demets in 'Het Liegend Konijn', april 2014, blz. 131)

donderdag 16 april 2015

Het menselijke gelaat door kunstenaars gevangen. (3)

(april 2013 Rockox huis Antwerpen)
De dubbeltentoonstelling "Faces Then, Faces Now" toont ons wat ons het meeste boeit aan mensen : het gezicht.
De schilders verbazen ons en verbluffen ons met hun vakmanschap en hun realisme. De fotografen bieden ons onze werkelijkheid terug via hun lens. Met Oscar van den Bogaard kunnen we ons afvragen bij deze honderden portretten : "Wat is de kracht van kunstenaars?"  Op 25 nov. laatst formuleerde van den Bogaard in zijn column in De Standard op deze vraag het volgende antwoord : "Ze kunnen ontwapenen en gevoelig maken! Ze kunnen ont-definiëren, bevrijden, open maken!" Maar wat hun werk echt betekent is uiteindelijk afhankelijk van  de toeschouwer en niet van de artiest. Van den Bogaard vervolgt daarover : "Jij moet betekenis geven aan wat je ziet. Jij moet het zelf geven. Dat vraagt engagement. Jij bent verantwoordelijk voor de betekenis die je geeft. De kunstenaar hoeft niet vertellen wat zijn werk betekent. Jij moet jouw eigen verhaal vertellen. Het feit dat je zelf betekenis moet geven, betekent ook vrijheid."

Maar bij een menselijk gezicht komt voor mij dan ook een tweede uitdaging. De filosoof Emmanuel Levinas stelt dat vanuit elk menselijk gelaat een ethisch appel uitgaat, een oproep, een vraag, een bevel. In deze dubbelexpositie kunnen we blijven haperen bij het technische en formele aspect van deze portretten : een spel van lijnen en kleuren, een bepaalde positionering en invalshoek, sociale codes en historische verwijzingen, enz...We kunnen ons verhaal vertellen van kunde en estethische voldoening.  Maar als bepaalde portretten echt tot ons spreken en ons binnenvoeren bij de persoon tegenover ons, dan groeien we a.h.w. door het kunstwerk heen tot in ons eigen hart.

Het doodsportret van Jan Hoet is voor mij zo'n werk. Je ziet Jan Hoet dood liggen, de spraakwaterval is stilgevallen, het licht is uit zijn ogen en toch spreekt die stilte door tot hier, tot mij, tot nu. Hij zegt iets over mijn vergankelijkheid, iets over het voorbijgaan van roem, iets over de doden die ik al gezien heb op hun sterfbed, iets over...
Nog zo'n werk dat over de tijd heen spreekt is het 'Portret van een man met een rozenkrans' toegeschreven aan Michiel Sittow. De duidelijk oudere man (grijzend haar, gerimpeld gezicht) met een rode rozenkrans in zijn handen staart zijdelings voor zich uit (dromend? mijmerend? biddend?) terwijl zijn mond ernstig staat. Hij is welgesteld wat blijkt uit zijn modieuze en toch eenvoudige kledij. Als ik iets langer bleef toekijken, voelde ik mezelf ook stil worden, mezelf afvragend wie die man is, wat hem bezig houdt, welk leven hij al geleefd heeft en hoe lang hij nog te gaan heeft...

Over grenzen van tijd en ruimte heen in vrijheid ingaan op die andere tegenover mijzelf : dat kan kunst realiseren.

dinsdag 14 april 2015

Het menselijke gelaat door kunstenaars gevangen. (2)

(portret van J.P.Gaultier door
Pierre en Gilles; afbeelding
gevonden op het internet)
Na het bezoek aan de renaissanceportretten, schilderijen met hun eigen metier, bezochten we het andere luik van de Bozardubbeltentoonstelling, nl. "Faces Now" over Europese portretfotografie sinds 1990.
We stapten een heel andere wereld binnen : onze tijd en het beeldend medium van onze tijd par excellence de fotografie. Het metier van de fotograaf laat zich anders lezen dan dat van een schilder. Compositie, kadering, kleur of zwart-wit, invalshoek, uitsnede, grootte van de print, keuze van het onderwerp.

Om met dit laatste te beginnen : de 'oude schilders' en de eerste fotografen portretteerden de mensen die hen konden vergoeden. Nu kan iedereen vastgelegd worden via een foto. Het zijn nu de fotografen zelf die veelal hun onderwerp kiezen en hun invalshoek. We krijgen zo een veel democratischer reeks 'onderwerpen' in vergelijking met de renaissanceschilders. We zien ook hoe fotografen vaak werken in reeksen of series rond een bepaald thema, een bepaalde groep mensen of een bepaalde pose. Hoe vertrouwd we ook zijn met het medium fotografie, toch voelen we in de tentoonstelling aan dat we als kijker worden gestuurd, gemanipuleerd, gericht op wat de fotograaf en/of zijn onderwerp wilt dat we zien. Zo slaagt de expo in zijn opzet om ons bewust te maken van de beïnvloeding van onze perceptie en de constructie van een identiteit.
De sturing van onze blik is bvb. bijzonder duidelijk in het portret van Anton Corbijn die op zijn knieën ging om Luc Tuymans te fotograferen en die ons als toeschouwer dwingt om zo op te kijken naar de schilder.
De toon van de tentoonstelling is vrij somber en ernstig: weinig vrolijkheid te zien. De foto's van Darzacq met mensen met een verstandelijke beperking zijn een van de uitzonderingen hierop. Vandaar dat ik als klein tegengewicht bij dit artikel deze Pierre en Gilles plaats. Zij ontbraken feestelijk met hun frisse kleuren en hun ondeugende onderwerpen.
Een hoogtepunt voor mij was zeker het doodsportret van Jan Hoet door Stefan Vanfleteren. Zo dood als Jan Hoet daar is, is hij wel heel erg aanwezig. Om stil bij te worden. En omdat deze foto na de tentoonstelling teruggaat naar de familie Hoet is deze expo alleen al de moeite waard.

zondag 12 april 2015

Het menselijke gelaat door kunstenaars gevangen. (1)

(ingang Bozar 17 maart 2014)
In Bozar Brussel loopt een fascinerende dubbeltentoonstelling, een kunstenproject rond het menselijke gelaat. Als je rechts binnengaat zie je geschilderde portretten uit de 15e eeuw, als je links gaat zie je foto's van de voorbije 25 jaar. Volgens de bezoekersgids gaat het over beeldvorming, constructie van identiteiten en beïnvloeding van perceptie. Ja, dat is het zeker en dat is inderdaad zeer actueel. Als kijker wordt je een parcours aangeboden om in een verhaal te stappen, dit wil dus zeggen vanuit een bepaalde ingesteldheid mee te kijken. Bij goede tentoonstellingen komt dit verhaal vanzelf bovendrijven, ook als je geen (audio)gids neemt en ook als je niet vooraf de catalogus bestudeert. En deze dubbeltentoonstelling is in die zin geslaagd.

Ik wil eerst even terugwandelen in de expo "Faces then" over renaissanceportretten uit de Nederlanden. Je ziet schilderijen en je weet dus : dit zijn constructies, hoe realistisch de persoon ook is weergegeven. Er is een kundige maker, een kunstenaar die de kunst van het schilderen onder de knie heeft en er is een geportretteerde, een afgebeelde, die al dan niet zeer tevreden is over hoe hij of zij is weergegeven, maar over die ontvangst weten we meestal niets of bitter weinig. Al wandelend door de zalen stond ik weeral stil en vol bewondering voor het technisch kunnen en voor de vele variaties waarin portretten werden gemaakt. Ik bedacht dan : je zou deze mensen zo kunnen tegenkomen op straat, afgezien natuurlijk van hun renaissancekledij...
En dan werd ik plots helemaal dooreen geschud door een werk geschilderd door Ambrosius Benson rond 1525-1530 : Portret van een man met een ring in zijn rechterhand. Die man zie ik bijna elke week in het fitnescentrum. Het is hem helemaal, afgezien van zijn hoofdvorm, maar op het schilderij is die verborgen door een plat hoofddeksel. Natuurlijk toonden we via de moderne media (foto op smartphone, genomen van de catalogus) dit aan de betrokkene en die was helemaal van zijn melk : ik zie een bet-over-over-over...-grootvader.
Opeens waren deze 'oude' schilderijen heel actueel. De herinnering aan deze expo zal altijd verbonden blijven met deze bijzondere ervaring, los van alle mooie theorieën over identiteit en beeldvorming.


dinsdag 7 april 2015

Het voordeel van de twijfel

Enige tijd geleden was er de niet-zo-evidente Canvasreeks rond filosofie, gemaakt werd door Stefaan Van Brabandt onder de titel "Het voordeel van de twijfel".

Op geregelde tijd wordt een nieuwe poging ondernomen om filosofie te brengen naar een breder publiek. Bij een onderwerp als filosofie vind ik het bijhorende boek daarbij minstens even belangrijk omdat zo de vluchtigheid van het medium TV wordt bijgesteld.

Ik heb zopas het boek van de reeks in huis gehaald. Dat zal een plaats krijgen naast nog zo'n boek, nl. "Kleine leerschool van het filosofisch denken" van Karl Jaspers (Bijleveld, 1995 2e druk). Dat laatste  boekje kwam er als neerslag van een lezingenreeks op de Beierse Omroep rond 1965. Het opzet is inhoudelijk gelijklopend en ik zal in de komende maanden met plezier deze beide boeken lezen.

In eerste instantie valt mij de titel op waarmee de schrijvers hun waar op de markt brengen. Jaspers, net als het andere goede introductieboek-maar dan wat minder populariserend- van Cornelis Verhoeven met als titel "Inleiding tot de verwondering" (Ambo, 1967), kiezen voor een neutrale titel.  Daartegenover is de titel bij Van Brabandt minder vrijblijvend, ook al blijft hij in de buurt van Verhoeven. "Het voordeel van de twijfel is de verwondering" schrijft hij in zijn inleiding(blz.15).

De ondertitel van de reeks (Hoe filosofie je leven kan veranderen) en de inleiding van het boek zijn heel duidelijk over het engagement van de schrijver. Twijfel wordt positief ingevuld als bewustmakend, activerend, protesterend. In deze dagen waar de druk groot is om te presteren, te doen, te consumeren en om in de sociale media op te vallen met one-liners en stellige uitspraken wordt twijfelen en onzekerheid doorgaans heel negatief afgeschilderd. Daarnaast zien we hoe op diverse plekken op de aarde regels worden opgelegd, wetten worden uitgevaardigd en mensen worden vervolgd en gedood vanuit een stellig geloof in eigen gelijk zonder twijfel of nuances. Deze Canvas-reeks toont dat het anders kan. Alhoewel... Van Dales' woordenboek zegt dat twijfel in filosofische zin betekent : een toestand van geestelijke onbeslistheid.  De titel van de reeks en de inleiding van het boek zeggen dan wel dat de programmamaker heel beslist is over de twijfel. Er mag en moet getwijfeld worden, maar ook aan de twijfel?

Alleen heb ik het wat moeilijk met het eerste deel van de titel : het voordeel (van de twijfel). De twijfel (of het meer neutrale 'de verwondering') moet als positief voorgesteld worden, zoveel is duidelijk.  De term 'voordeel' past mij dan net iets teveel in onze tijd van cijfers ('meten is weten'), winst en nuttigheid. En in die lijn heeft de ondertitel (hoe filosofie je leven kan veranderen) ook wat teveel suggestie van nuttigheid. Mijn alternatieve titel voor de reeks en het boek zou dan ook meer neutraal zijn : "Investeren in verwondering".  Ik weet dat het niet klinkt en niet zo zou 'verkopen'.  En ja, de kijkers moeten gelokt worden en het programma bekeken. En daarin is Stefaan Van Brabandt wonderwel geslaagd. Dat is dan ook het voornaamste.

vrijdag 3 april 2015

Het geciteerde citaat 09

(geciteerd door Kallistos van Diokleia in Benedictijns Tijdschrift 2010, blz.98)