donderdag 17 februari 2022

Deuren zijn meer dan deuren, toch ?

 Wij als niet-nomaden bewonen huizen in alle formaten, stijlen en materialen. Huizen als een tweede lichaam rond ons.
De toegang tot ons huis is de deur en over deuren valt er veel te zeggen. Zelfs dichters geven stem aan deuren.
Zoals Margreet Schouwenaar in een vers dat gepubliceerd is in de Poëziekrant van november-december 2021 (jg. 45, nr.6, blz. 17). Verwondering over een deur doet ons verwonderd stilstaan bij hoe we leven én wat dat allemaal over onszelf kan vertellen. Zet de deur van je zelf maar open en luister maar.

DEUREN HEBBEN STEMMEN

Deuren wachten even voor ze langzaam sluiten
achter een gehaaste rug. Weet je zeker, dat je
(eigen foto - Avignon
Palais des Papes - maart 2013)
gaat, ben je niets vergeten? En dan de deur die
met de snelheid van uiterste woorden dichtslaat,
of de deur die de laatste horde niet neemt, terwijl
jij huilend het pand verlaat. We nemen deuren voor
lief, net als de borden die we achteloos op tafel
zetten. Deuren sluiten uitzicht, versteken ons van
ruimte, of openen de weg naar helder licht. Deuren

weten alles van dood, kennen de klap van de vuist,
het houterig platgeslagen staan en wachten op niets.
Het bord blijft leeg, de plaats onbezet. Deuren staan
aan, kennen het sterken. Er is altijd een weg en niet
voor iedereen dezelfde. Deuren zijn recht, soms schots
en scheef. Soms groei je er bovenuit, nooit vragen ze
wat je doet. Deuren stemmen toe, zijn een dessert, soms
      gesuikerd, soms
wrang, soms slecht te verdragen. Deuren zeggen nooit: 
      we moeten eens
praten. Zij zijn het besluit,

laten je binnen of zwaaien je uit, kunnen roekeloos
      openspringen ; zijn
niet tam te maken; zullen je groeten,
laten je moeten. Servies gaat in de kast, vochtig nog,
haast nat, met cornflakes onder de randen, maar deuren
laten voelen dat je wordt, dat je bent, dat je was, zoals
vaatwerk slaapt met af en toe een spet, een smet,
een subtiele herinnering aan wat waar. Overal is
gaan, overal wacht komen, onverwijld, spoorslags,
vandaag de dag, terwijl, nu, nu ook, tot de laatste slag.

Het is goed dit gedicht te herlezen. Je kan het lezen met telkens de vraag naar welke menselijke situatie past binnen deze zin of dat vers. Je kan het lezen met aandacht voor het spel met de taal : gezegdes en spreekwoorden sluipen overal doorheen maar de dichteres geeft er vaak een wat andere richting aan. Je kan het lezen vanuit een filosofische verwondering en overal de dubbelzinnigheid van deuren ontdekken (binnen-buiten; open-dicht; stom-veelzeggend; dood-leven; binnenlaten-buitensluiten). En altijd weer lees je dat het niet over zomaar een deur gaat, maar over onszelf, mensen die wonen in huizen met deuren die zoals de titel van het gedicht zegt stemmen hebben en over ons spreken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten