zondag 1 februari 2015

Een gedicht over gedichten n.a.v. gedichtendag

In zijn "Elfde verticale poëzie" (tweede reeks, gedicht 25) schrijft Roberto Juarroz 'ter verenigende herinnering aan Antonio Porchia' (dit is een Argentijnse dichter °1885-+1968 die door Borges, Juarroz en andere Argentijnse schrijvers zeer gewaardeerd werd) een gedicht over poëzie en haar ingrediënten (het gedicht, de woorden en de stiltes of witvlakken). Hier volgt de vertaling van Guy Posson uitgegeven door uitgeverij P (Leuven, 2001, blz.70).

Elk gedicht doet het vorige vergeten,
wist de geschiedenis van alle gedichten uit,
wist zijn eigen geschiedenis uit
en wist zelfs de geschiedenis van de mens uit
om een gezicht van woorden te herwinnen
die de afgrond niet vermag uit te wissen.

Zo doet ook ieder woord van het gedicht
het vorige vergeten,
maakt het zich één moment los
van de veelvormige stam van de taal
om nadien de andere woorden weer te ontmoeten
en de onmisbare ritus te volbrengen
die een nieuwe taal inhuldigt.

En in het gedicht doet ook iedere stilte
de vorige vergeten,
zij betreedt het grote geheugenverlies van het gedicht
en omsluit woord na woord,
tot zij er weer uit loskomt en het gedicht omsluit
als een beschermende laag
die het van andere zeggingen vrijwaart.

Dit alles is niets bijzonders.
In de grond
doet elke mens de vorige vergeten,
doet hij alle mensen vergeten.

Als niets zich eender herhaalt,
zijn alle dingen de laatste dingen.
Als niets zich eender herhaalt,
zijn alle dingen ook de eerste.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten