zondag 24 maart 2019

Käthe Kollwitz revisited -2-

Na het bezoek aan het Käthe Kollwitz museum in Koekelare (zie vorige blogpost) bezochten we de Duitse militaire begraafplaats in Vladslo. Daar is het graf van de jongste zoon van Käthe, Peter Kollwitz (1896-1914) en zijn graf ligt vlak voor de beeldengroep die Käthe ontwierp als herdenkingsteken voor haar dode zoon én de vele andere dode zonen van Wereldoorlog I.
De zoon die opgevoed was met oog voor de rijke Duitse culturele traditie wilde optrekken ten oorlog, opgezweept door het eerste oorlogsenthousiasme en patriottisme. Zijn sociaal bewogen en pacifistisch ingestelde ouders zagen dat niet zitten, maar wilden ook niet de vrijheid van hun kind dwarsbomen. Zo vertrok hij en werd de pas 18-jarige al spoedig slachtoffer van de oorlogsgruwel.


We weten niet hoe Peter zijn eerste oorlogsdagen heeft beleefd, maar het verschil tussen het 'glansrijk' ideaal en de 'grauwe' werkelijkheid zal hem wellicht niet ontgaan zijn. Een iets oudere Duitse soldaat verwoordde deze confrontatie pakkend in een gedicht, wellicht geschreven in de eerste weken van de oorlog. Kurd Adler (1892-1916) was wellicht geen oorlogsvrijwilliger zoals Peter maar hij kwam ook uit een milieu met een rijke culturele achtergrond en pacifistische ideeëngoed. We weten dat hij in contact stond met de oorlogstegenstander Franz Pfemfert, die postuum de gedichten van Adler publiceerde.

WELBESCHOUWD
(Peter Kollwitz 1914)
                                                                                                                        
Ongeduldig staan wij op de hoge berg
en zien Duitsland links en Frankrijk rechts;
en overal ligt weids, verstild land
met malse wouden en flonkerende dorpen.
Diep ingegraven zijn wij als de dieren
die buit verbergen. De blauwzwarte muilen
der geschutsstukken sperren stomp en strak de mond.
Zo argeloos is de schijn van alle dingen
dat pas de ronde, matte galm van ginds
ons bitter denken doet dat wij verwoesters zijn.

Hoog verheft zich een gevoel
van die liefde voor het verstilde lied,
de zondagmorgen en Sebastian Bach.
Eén ogenblik! En reeds is alle grauw.
Vijf mannen draven wild omheen een kanon,
ik denk monkelend aan de geestdrift
van de ochtendbladen, die wij niet meer lezen.

(uit:"We werden honderd jaar ouder. Dichters over de Eerste Wereldoorlog. Bloemlezing  samengesteld door Chris Spriet, uitg. Davidsfonds, Leuven, 2013, blz. 39)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten