vrijdag 1 juni 2018

Meten is weten: 120 liter medicijn




De laatste weken heb ik kennis gemaakt met het oeuvre van de Nederlandse dichter Remco Campert (°1929), zoon van Jan, die als lid van het verzet tegen de Duitse bezetting opgepakt werd en omgebracht in Duitsland in 1943. Remco was toen 14 jaar.
In vele gedichten lees ik hoe Remco Campert de poëzie afzet tegen het droog wetenschappelijke denken. Hij thematiseert in vele verzen de poëzie zelf.
Zo ook in dit gedicht verschenen in 1955 in zijn bundel: Het huis waarin ik woonde.

POEZIE IS EEN DAAD...

Poëzie is een daad
van bevestiging. Ik bevestig
dat ik leef, dat ik niet alleen leef.

Poëzie is een toekomst, denken
aan volgende week, aan een ander land,
aan jou als je oud bent.

Poëzie is mijn adem, beweegt
mijn voeten, aarzelend soms,
over de aarde die daarom vraagt.

Voltaire had pokken, maar
genas zichzelf door o.a. te drinken
120 liter limonade: dat is poëzie.

Of neem de branding. Stukgeslagen
op de rotsen is zij niet werkelijk verslagen,
maar herneemt zich en is daarin poëzie.

Elk woord dat wordt geschreven
is een aanslag op de ouderdom.
Ten slotte wint de dood, jazeker,

maar de dood is slechts de stilte in de zaal
nadat het laatste woord geklonken heeft.
De dood is een ontroering.
(Uit: Remco Campert, Dichter, De Bezige Bij, Amsterdam, 2015, blz.152)

Voltaire, een van de vaandeldragers van de Verlichting, die zichzelf geneest dank zij 120 liter limonade. Wat een heerlijke gedachte.
En verder is voor mij heel het gedicht doordrongen van hoop, uitzicht op een toekomst, ook al wordt de dood niet ontkent of weggemoffeld. Poëzie als een oefening in hoop.
Deze zuurstofinjectie kunnen we in deze tijden van verandering goed gebruiken. Die is evenveel waard als 120 liter limonade.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten